Week 11 2021 Schrijfvaardigheid

Schrijfvaardigheid  Duits
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Schrijfvaardigheid  Duits

Slide 1 - Diapositive

Persoonlijk schrijven

Slide 2 - Diapositive

de aanhef - Hoe is de aanhef als je een brief of e-mail aan Anne stuurt?

Slide 3 - Question ouverte

de aanhef - Hoe is de aanhef als je een brief of e-mail aan Peter stuurt?

Slide 4 - Question ouverte

kern - de eerste letter van de inhoud (na de aanhef) is een...
A
hoofdletter
B
kleine letter

Slide 5 - Quiz

de juiste afsluiting is:
A
liebe grüße
B
Grüße
C
Liebe Grüße
D
Liebe grüsse

Slide 6 - Quiz

na de afsluitende groet komt een.....
A
komma
B
niets
C
punt
D
uitroepteken

Slide 7 - Quiz

Je eindigt de persoonlijke brief of e-mail met je...
A
voornaam
B
voor- en achternaam
C
voorletter en achternaam
D
je achternaam

Slide 8 - Quiz

Hoe zeg je "hoe gaat het met je?" in het Duits?
A
wie geht es mit dir?
B
wie geht es mit dich?
C
wie geht es dich?
D
wie geht es dir?

Slide 9 - Quiz

Bij een persoonlijke brief of e-mail spreek je degene aan met "Sie"
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

In een persoonlijke e-mail spreek je degene altijd aan met...

Slide 11 - Question ouverte

Sleep de zinnen in de juiste volgorde!
Lieber Peter,
wie geht es dir?
Liebe Grüße
je voornaam

Slide 12 - Question de remorquage

Slide 13 - Vidéo

Je wilt graag met jouw Duitse vriend(in) op vakantie.
Schrijf hem/haar een mail en nodig hem/haar uit om samen op vakantie te gaan.  Verwerk de volgende punten:

vraag of hij/zij zin heeft om met jou op vakantie te gaan;
-geef aan wanneer en hoe lang jij zou kunnen (datum/duur);
-stel een land voor en vertel waarom je hier graag naar toe wilt;



Aufgabe
timer
10:00

Slide 14 - Diapositive

Let op de volgende punten:
> aanhef/groet;
> hoofdletters;
> der/die/das; en weil/denn/das/dass (p. 198)
> spelling (zoek op wat je niet weet);
> werkwoordsvormen;
> interpunctie (punten, komma's, vraagtekens).
Gebruik de Sprachmittel op bladzijde 225-226 en de voorbeelden en tips op bladzijde 185 - 198
Aufgabe
timer
10:00

Slide 15 - Diapositive

Gibt es noch Fragen?

Slide 16 - Diapositive

Hoe zou je de les van vandaag willen beoordelen?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 17 - Quiz

An die Arbeit!

Slide 18 - Diapositive