Les 4.1G (Ma. 20-1-2025, signaalw. + Spreekvaardigheid

• Duits
• Middelbare school
• vmbo
• Leerjaar 3,4

Guten Morgen!

Montag den 20. Januar

Inhoud vandaag

• Melding
• Signaalwoorden
• Sprechen: Regels/tips/oefenen
  
• "Even terug naar...."  >  Basisregels!
• Spreekvaardigheid: in tweetallen (& alleen)

Leren voor de toets:

Blz. 96/97/98 (bovenste stukje)

+ Blz. 70 Aufg. 21 (Exa. vragen)

10 minuten: Leren, schrijven, doen, maken.......

Schrijf drie Duitse signaalwoorden op

also

damit

darum

auch

sondern

Betekenissen van signaalwoorden

ook

maar

zodat

daarom

dus

Welches Wort passt im Sinne des Textes in die Lücke in Absatz 3?

A aber

B denn

C oder

D und 

Welches Wort passt im Sinne des Textes in die Lücke in Absatz 3?

A aber

B denn

C oder

D und 

Opsomming

Tegenstelling

Reden / oorzaak

Conclusie

außerdem - bovendien

dann - dann

zuerst - ten eerste

trotz - ondanks

weil - omdat

denn- want

deshalb - daarom

Vertaal:
Was ist der Kern des 4. Absatzes?

Vertaal:
Was macht der 3. Absatz deutlich?

Vertaal
Was kann man aus dem letzten Zeile schließen?

Vertaal:
Was wird damit gemeint?

sprechen = spreken

ich spreche

du  sprichst

er/es/sie  spricht

wir sprechen

ihr sprecht

sie/Sie sprechen

Om te onthouden:

• korte è --> i
• bijv. sprechen --> er spricht

• lange ee --> ie
• bijv. lesen --> er liest

Het mondeling bestaat hieruit.  Deel 1:

> Een gekozen onderw.

> Uitgewerkt

> minimaal 3 min. spreken

> Lopend gesprek

Sprachprüfung: Sprechen und erzählen

Één situatie in tweetallen + 1 monoloog

Deel 2:

> Kort een stukje over jezelf

op A2-niveau

> Minimaal 8 zinnen

Wie?      Werk?

Wat?      Waar?

Hoe?      Vervolg?

Het mondeling bestaat hieruit.

> Een eigen gekozen situatie

> Maak een woordweb: welke dingen horen bij jullie gekozen onderwerp

> verzamel je informatie op papier! (online doc, bijvoorbeeld)

> Werk uit in het Duits met het Zinnenboekje dat je krijgt.

> Losse woorden toegestaan om op te zoeken in WB

Sprachprüfung: Dialog > Onderwerp

Wer, was, wann, wie?

Wat? >  Je maakt een tweetal en kiest éen onderwerp

Hoe? > De gesprekken voer je bij de docent uit.

Hoelang?  > Ieder gesprek duurt 3-4 minuten!

Wanneer?  >  Over ongeveer 2 weken

(Tussendoor ook oefenen met Leesvaardigheid)

Aussprache von Buchstaben (letters)

Aussprache 

Cette vidéo n'est plus disponible

Wiederholung

Hausaufgaben

Ziel

Aufgaben

Feedback

Ende

Was

Wie

Wann

Warum:

: Aufgaben 'Sprechen'

:  4, 7(Diskutieren)

: 35 Minuten   >  Kurze Erklärung!

   Du lernst die Regeln bei das Sprechen

Tekste aus dem Buch

1. Kapitel 4: S. 170, 171, 172

2. Kies een onderdeel en oefen met de uitspraak van de zinnen.

3. 1x geoefend? Probeer dan eens zelfstandig antwoord te geven op zinnen.

4. 2x gedaan?  >  Kies dan een ander onderdeel "Am Telefon" of "im Geschäft en herhaal de opdracht!

Und jetzt? Was zu tun?

1. Kies je tweetal

2. Kies (snel) een situatie die je wilt "uitspelen"

3. Lees het boekje goed door/gebruik ook je lesboek K4 (Sprechen)

4. Ga UITSCHRIJVEN! (Verplicht om in te leveren na uitvoering)

(Monoloog + "Situation")

Wiederholung

Hausaufgaben

Ziel

Aufgaben

Feedback

Ende

Was

Wie

Wann

Warum:

: S. 176 t/m 179  >  Wiederholung Basis

:  Zusammen an die Arbeit + Check

: 25 Minuten   >  dannach check!

   Du wiederholst die Basiskentnisse nochmal!

An die Arbeit!

Bis Freitag!