Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Herhalingsles
Hoofdstuk 1
Slide 1 - Diapositive
Wat gaan we doen?
QUIZ
Samenvatting
Slide 2 - Diapositive
Iris heeft haar kleedgeld gekregen. Van dit geld heeft ze een nieuwe schoenen gekocht, omdat de andere schoenen kapot zijn.
Welke van de beweringen is juist?
A
De schoenen zijn een basisbehoefte
B
De schoenen zijn zelfvoorziening
C
Slide 3 - Quiz
Welk bedrag is op de juiste manier opgeschreven?
Kies het goede antwoord!
A
24,60
B
€15,1
C
€2,50
D
90,123
Slide 4 - Quiz
Waarom hebben mensen verschillende behoeften?
Slide 5 - Question ouverte
De telefoon van Jesse is kapot. Op school zeggen klasgenoten dat de iPhone 11 een goede aankoop is. Na lang nadenken neemt koopt Jesse de iPhone 11 bij de Mediamarkt, omdat zijn vader dat een goede winkel vindt.
Kies het juiste begrip.
A
Commerciële beïnvloeding
B
Sociale beïnvloeding
C
Eigen keuze
D
Persoonlijke beïnvloeding
Slide 6 - Quiz
Guus wil een abonnement voor de sportschool. Een maandabonnement kost € 32,50. Als hij zijn abonnement aan het begin van de maand betaalt, krijgt hij 8% korting. Guus besluit dat te doen.
Bereken hoeveel Guus voor zijn abonnement betaalt. Schrijf je berekening op!
Slide 7 - Question ouverte
%
100%
1%
8%
€
€32,50
X
Stap 1:
Stap 2:
%
100%
1%
8%
€
€32,50
X
€2,60
: 100
x 8
: 100
x 8
€32,50 - €2,60 = €29,90
Slide 8 - Diapositive
- 1x pure chocolade van €1,30 - 2x melk chocolade van €0,80 per stuk -4x witte chocolade van € 1,54 per stuk
Bereken de gemiddelde prijs. Noteer je berekening!
Slide 9 - Question ouverte
Gemiddelde berekenen
Bereken het totaalbedrag
€1,30 + 2x €0,80 + 4x €1,54 = €9,06
Bereken het aantal
1 puur + 2 melk + 4 wit = 7 repen
Totaalbedrag : aantal = gemiddelde
€9,06 : 7 = €1,29428571
Afgerond €1,29
Slide 10 - Diapositive
Wat hoort NIET bij Dagelijkse uitgave?
A
Haargel
B
Wasmiddel
C
Broodjes in de kantine op school
D
Abonnement tijdschrift
Slide 11 - Quiz
Wat is GEEN incidentele uitgaven?
A
Een nieuwe schooltas
B
Kapotte wasmachine
C
Reparatie aan de auto
D
Een fles Cola
Slide 12 - Quiz
Bert spaart elke maand € 106,25. Bereken hoeveel dat is per week. Noteer je berekening!