1.5 wat vind jij?

Vandaag

  • 1.5 Wat vind jij?
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Vandaag

  • 1.5 Wat vind jij?

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen:
  • Je kunt uitleggen wat een mening is.
  • Je weet welke 3 dingen nodig zijn voor het geven van een goede mening.
  • Je weet dat argumenten vaak gebaseerd zijn op waarden.


Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

0

Slide 4 - Vidéo

Wanneer geef je op een goede manier je mening?
  • Je moet eerst de feiten weten: wat is echt? Een feit kun je bewijzen/controleren.
  • Je moet iets van verschillende kanten bekijken
  • Je moet argumenten hebben. Een argument is iets wat je vertelt om uit te leggen waarom je iets vindt.

Slide 5 - Diapositive

Joe Biden is president van de VS
A
feit
B
mening

Slide 6 - Quiz

Drillrap is gevaarlijke muziek
A
feit
B
mening

Slide 7 - Quiz

Discriminatie is in Nederland verboden
A
feit
B
mening

Slide 8 - Quiz

Homoseksualiteit is aangeboren
A
feit
B
mening

Slide 9 - Quiz

Jullie klas is een leuke klas
A
feit
B
mening

Slide 10 - Quiz

Waarden
Alles wat iemand belangrijk vindt
Bijvoorbeeld:
eerlijkheid, gezondheid, respect, liefde, geld, vrede, geluk 

Slide 11 - Diapositive

Wat is een argument?
A
Een discussiepunt
B
Waarom je iets vindt
C
Neutrale manier van denken
D
Een reden waarom je iets niet leuk vindt

Slide 12 - Quiz

Feit of mening:
In Nederland regent het vaak.
A
feit
B
mening

Slide 13 - Quiz

Welk woord ontbreekt in de volgende zin?
Voor een goede mening heb je goede ………………. nodig.

A
argumenten
B
ideeën
C
problemen

Slide 14 - Quiz

Wat is NIET belangrijk voor een goede mening?
A
de feiten kennen
B
proberen om je gelijk te halen
C
argumenten gebruiken
D
probleem van verschillende kanten bekijken

Slide 15 - Quiz

Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. In een mening geef je aan hoe je ergens over denkt.
2. Voor een goede mening moet je argumenten hebben.
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
Beide zijn juist
D
Beide zijn onjuist

Slide 16 - Quiz