Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Levend - dood - levenloos
Slide 3 - Diapositive
levenloos
1
dood
2
levend
3
levenloos
4
dood
5
dood
7
levend
8
levend
6
levenloos
9
Slide 4 - Diapositive
Deze vogel is.....
A
levend
B
dood
C
levenloos
Slide 5 - Quiz
dood, levend of levenloos?
A
blad=levend
druppel=dood
B
blad=levenloos
druppel=levenloos
C
blad=levend
druppel=levenloos
D
blad=levend
druppel=levend
Slide 6 - Quiz
dood, levend of levenloos?
A
dood
B
levend
C
D
levenloos
Slide 7 - Quiz
dood, levend of levenloos?
A
levenloos
B
dood
C
levend
Slide 8 - Quiz
Slide 9 - Diapositive
LEVEND
DOOD
LEVENLOOS
Slide 10 - Question de remorquage
A
DOOD
B
LEVEND
C
LEVENLOOS
Slide 11 - Quiz
A
Levend
B
Levenloos
C
Dood
Slide 12 - Quiz
A
DOOD
B
LEVEND
C
LEVENLOOS
Slide 13 - Quiz
A
DOOD
B
LEVEND
C
LEVENLOOS
Slide 14 - Quiz
A
Levend
B
Levenloos
C
Dood
Slide 15 - Quiz
CELLEN
Slide 16 - Diapositive
Leerdoelen
Je weet dat een organisme bestaat uit cellen.
Je kunt weefsels van mensen en planten noemen met hun functie.
Slide 17 - Diapositive
organisme
Een mens bestaat uit wel 30 biljoen cellen
Slide 18 - Diapositive
orgaan
Een deel van een organisme met één of meerdere functies
Slide 19 - Diapositive
weefsel
meerdere cellen met dezelfde vorm en functie
Slide 20 - Diapositive
Cellen
Alle organismen bestaan uit cellen. Cellen zijn de bouwstenen van een organisme. Cellen zijn erg klein. Je kunt ze alleen zien onder een microscoop. Cellen zijn doorzichtig. Om ze goed te kunnen zien onder een microscoop, worden ze gekleurd.
Slide 21 - Diapositive
cellen
Cellen zijn de bouwstenen van organismen. Je lichaam bestaat uit verschillende typen cellen, ze kunnen verschillende vormen hebben.
zenuwcel
bindweefselcel
huidcel
spiercel
Slide 22 - Diapositive
Cellen, hoe zien ze eruit?
De vorm van een cel heeft te maken met zijn functie
Slide 23 - Diapositive
Van cel tot organisme
Slide 24 - Diapositive
Verschillende weefsels
Elk orgaan bestaat uit meerdere weefsels
Slide 25 - Diapositive
Tussencelstof
Zit tussen de cellen in. Kan vloeibaar, hard of zacht zijn. Dat hangt af van het soort weefsel.
Tussencelstof van beenweefsel is erg hard/kalkachtige stof.
Tussencelstof van kraakbeenweefsel is soepel.
Tussencelstof van zenuwcellen in de hersenen is vloeibaar
Slide 26 - Diapositive
Wat staat op volgorde van groot naar klein?
A
weefsels, organen, organisme, cellen
B
organisme, organen, weefsels, cellen
C
organisme, cellen, weefsels, organen
D
cellen, weefsels, organen, organisme
Slide 27 - Quiz
Microscoop
Slide 28 - Diapositive
Slide 29 - Vidéo
Je gaat pas naar een grote vergroting wanneer het beeld scherp staat!
Slide 30 - Diapositive
Slide 31 - Diapositive
Slide 32 - Diapositive
Slide 33 - Vidéo
P7: Werken met de microscoop
e
doel: leer de plek op te zoeken die je wilt bekijken
Slide 34 - Diapositive
P7: Werken met de microscoop
doel: bekijk de diepte
Slide 35 - Diapositive
P8: preparaat maken
doel: herken de cel onderdelen
celwand - celkern - cytoplasma
Slide 36 - Diapositive
P8: Preparaat maken
doel: herken diepte en bladgroenkorrels
preparaat zelf maken!
Slide 37 - Diapositive
De microscoop
oculair = een ooglens, vergroot 10x
tubus = houder van het oculair
revolver = draaibaar magazijn voor de objectieven
objectief = lens in de revolver. Vergroot 4x, 10x en 40x
tafel = hierop ligt het preparaat
statief = hieraan houd je de microscoop vast bij vervoeren
stelschroef = hiermee stel je het beeld scherp. Er is een grote stelschroef en een fijne stelschroef.
lamp = lichtbron
diafragma = hiermee regel je de hoeveelheid licht
voet = hierop staat de microscoop
Slide 38 - Diapositive
Door welk gedeelte van de microscoop kijk je?
A
diafragma
B
objectief
C
oculair
D
revolver
Slide 39 - Quiz
revolver
objectief
oculair
tubus
draaibaar magazijn
houder van het oculair
ooglens, vergroot 10x
lens, vergroot 4x, 10x en 40x
Slide 40 - Question de remorquage
Wat is de functie van het 'diafragma' van de microscoop?
A
het preparaat vergroten
B
hoeveelheid licht regelen
C
microscoop aan vastpakken
D
microscoop aan/uit zetten
Slide 41 - Quiz
Met welk onderdeel van de microscoop stel je het beeld scherp?