Grammatik: Präteritum1. Verleden tijd van haben, sein en werden
2. Verleden tijd van de zwakke (regelmatige) werkwoorden
3. Verleden tijd van de modale hulpwerkwoorden
4. Verleden tijd van de sterke werkwoorden
[incl. lijst].
Grammatik: Konjunktiv
5. Konjunktiv II van haben, sein en werden
6. Konjunktiv II van de modale hulpwerkwoorden
7. Standaardformulie Konjunktiv II
Grammatik: Verschmelzung von Präposition und Artikel
8. Je kunt voorzetsels en lidwoorden samenvoegen.
Grammatik: Präpositionen, Konjunktionen und Adverbien
9. Je weet hoe je bepaalde voorzetsels, voegwoorden en bijwoorden correct naar en in het Duits vertaalt en gebruikt.
In het hoofdstuk heb je ook aan de volgende doelen gewerkt:
- Je kunt hoofdthema en belangrijkste argumenten begrijpen in eenvoudige teksten in tijdschriften, kranten en op internet.
- Je kunt belangrijke feitelijke informatie begrijpen in verslagen en artikelen.
- Je kunt een (echte) gebeurtenis beschrijven.
- Je kunt een verhaal navertellen.
- Je kunt informatie uitwisselen.
- Je kunt telefonisch informatie opvragen.
- Je kunt vertrouwde zaken beschrijven.
- Je kunt over persoonlijke zaken schrijven.
- Je kunt op advertenties reageren.
- Je kunt een advertentie schrijven.
- Je kunt een formulier invullen.