H4D - 06-04-2022 - Les 1

WELCOME
Today is the 6th of April

The Word of the Day is henchman
noun | HENCH-mun

"someone who may perform unpleasant, wrong, or illegal tasks for a powerful person"
The henchman made sure the politician's opponent remained silent
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

WELCOME
Today is the 6th of April

The Word of the Day is henchman
noun | HENCH-mun

"someone who may perform unpleasant, wrong, or illegal tasks for a powerful person"
The henchman made sure the politician's opponent remained silent

Slide 1 - Diapositive

TODAY
After this lesson you will
... know what to expect in the final few weeks of this year
... have read the first text in your iBook
... know a little more about adjectives & adverbs

Slide 2 - Diapositive

OVERZICHT PERIODE 4
studiewijzer (zie ELO én SOM)

Slide 3 - Diapositive

TEXT 1

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

TEXT 1
All the Weird Things You Learn As a Wildlife Photographer

Read paragraphs 1 and 2

timer
3:00

Slide 6 - Diapositive

Give the Dutch translation for the following words:
  • sums up
  • in search of
  • respectable wage
  • spend
  • covered by tree branches
  • attempting to go unnoticed
  • surrounding wildlife
  • embraces the solitude

Slide 7 - Diapositive

text 1 - paragraph 3
curious = nieuwgierig
came across = kwam tegen
the nearby city = de nabijgelegen stad
screened = lieten zien (van een film)
everything clicked = alles klopte/viel op zijn plek
my savings = mijn spaargeld

Slide 8 - Diapositive

text 1 - paragraph 4
intel = informatie
forest rangers = boswachters
forest edges = bosranden
biodiversity = biodiversiteit (veel verschillende dieren)
swamps = moerassen
useful = handig
lookout = de plek waar je dieren probeert te bekijken

Slide 9 - Diapositive

text 1 - paragraph 5 & 6
wetland birds = vogels die in watergebied leven
pitch = opzetten
stay put = rustig ergens blijven wachten
perch = plaatsnemen, neerstrijken
truly = echt
mammals = zoogdieren
near = dichtbij
they don't have a sense of smell = zij kunnen niet ruiken

Slide 10 - Diapositive

text 1 - paragraph 7 & 8
bodily functions = lichaamsfuncties
dig = graven
glamorous = aanlokkelijk
run into my fair share of = ik ben genoeg ... tegen gekomen
watchtower = uitkijktoren
off the ground = boven de grond
managed = kreeg het voor elkaar
into the hatch = in het luik
smacked = een klap geven

Slide 11 - Diapositive

text 1 - paragraph 9 & 10
recently invested = recent geïnvesteerd in
peace of mind = rust, een rustig gevoel, kalmte
any less = minder (dan dat)
surroundings = omgeving
habits = gewoontes
to get a sense of = een gevoel krijgen voor
environment = gebied, omgeving
luck = geluk

Slide 12 - Diapositive

text 1 - paragraph 11
bored out of your mind = je stierlijk vervelen
routine = een dagelijkse routine
boil water = water koken
can take a while = het kan even duren
head out = op pad gaan
to pay closer attention = beter opletten
the glacial temperatures = de kou; de temperatuur rond het vriespunt
shots = foto's
weird mood = vreemde, rare stemming

Slide 13 - Diapositive

SPEAKING SKILLS
talk to your neighbour in English about which locations you would want to visit if you were a wildlife photographer

2-3 minutes

Slide 14 - Diapositive

ADJECTIVES & ADVERBS
bijvoeglijk naamwoord & bijwoord

Slide 15 - Diapositive

ADJECTIVES & ADVERBS
ADJECTIVES (bijvoeglijk naamwoord) zegt iets over:
  1. zelfstandig naamwoord
  2. of is naamwoordelijk deel van het gezegde na koppelwerkwoord (be, become, appear, get, seem, sound, taste, feel, smell, look)

Slide 16 - Diapositive

ADJECTIVES & ADVERBS
ADJECTIVES:
  • An awful song.
  • The song was awful. (na koppelwerkwoord 'be')
  • That looked awful. (na koppelwerkwoord 'look')

Slide 17 - Diapositive

ADJECTIVES & ADVERBS
ADVERB (bijwoord) zegt iets over:
  1. een werkwoord
  2. een bijvoeglijk naamwoord
  3. een bijwoord
  4. een hele zin

Slide 18 - Diapositive

ADJECTIVES & ADVERBS
ADVERB:
  • He sang terribly. (werkwoord)
  • He was terribly nice to us. (bijvoeglijk naamwoord)
  • The time went incredibly quickly (bijwoord)
  • Fortunately, we were invited for the party. (hele zin)

Slide 19 - Diapositive

ADJECTIVES & ADVERBS
ADJECTIVES kunnen worden afgeleid van ADVERBS door de uitgang -ly aan het betreffende ADJECTIVE toe te voegen.
  • He wrote a beautiful book (adjective, over zn 'book')
  • He wrote beautifully (adverb, over ww 'write')
  • Her skin is smooth (adjective, na koppelww 'to be')
  • The car drove smoothly (adverb, over ww 'drive')

Slide 20 - Diapositive

ADJECTIVES & ADVERBS
ADJECTIVES kunnen worden afgeleid van ADVERBS door de uitgang -ly aan het betreffende ADJECTIVE toe te voegen.
  • Her complexion looked natural (adj, na koppelww 'look')
  • Naturally it was not to be tried (adverb, hele zin)
  • He is a real bully (adjective, over zn 'bully')
  • He is a really sweet guy (adverb, over 'sweet')

Slide 21 - Diapositive

ADJECTIVES & ADVERBS
Uitzonderingen
  • Adjective GOOD wordt WELL (It's a good car. It drives well)
  • Andere adverbs houden dezelfde vorm als adjectives  (A fast car. It drives fast)
  • Zie lijst p.21: adverbs die zowel met als zonder -ly voorkomen. Verschil in gebruik/betekenis. Uit je hoofd!

Slide 22 - Diapositive

ADJECTIVES & ADVERBS
choose the correct word

Slide 23 - Diapositive

Tom is ...
A
slow
B
slowly

Slide 24 - Quiz

Tom works ...
A
slow
B
slowly

Slide 25 - Quiz

Sue is a ... girl.
A
careful
B
carefully

Slide 26 - Quiz

Sue climbed up the ladder ...
A
careful
B
carefully

Slide 27 - Quiz

The dog is ...
A
angry
B
angrily

Slide 28 - Quiz

That dog barks ...
A
angry
B
angrily

Slide 29 - Quiz

They learn English ...
A
easy
B
easily

Slide 30 - Quiz

They think English is an ... language.
A
easy
B
easily

Slide 31 - Quiz