het werkwoord 'werden' t.t.

Grammatik: haben & sein & werden
Deutsch


werkwoord: werden 
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 2,3

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Grammatik: haben & sein & werden
Deutsch


werkwoord: werden 

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

het werkwoord 'werden'
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
werde
wirst
wird
werden
werdet
werden

Slide 3 - Question de remorquage

welke 2 betekenissen heeft werden?

Slide 4 - Question ouverte

zullen
Ihr ....... das jetzt sagen!
A
wird
B
werdet
C
werden
D
werde

Slide 5 - Quiz

werden
Du ........... morgen 10 oder?
A
werde
B
wirst
C
werdest
D
wird

Slide 6 - Quiz

Wat betekent werden in deze zin?
Du wirst morgen 10 oder?
A
wordt
B
zult

Slide 7 - Quiz

Vul de goede vorm in van 'werden':
Paul ........... heute kochen.

Slide 8 - Question ouverte

Vul de goede vorm in van 'werden':
Meine Freunde ....... nach Spanien fahren in Urlaub.

Slide 9 - Question ouverte

Vul de goede vorm in van 'werden':
Ihr ..... das nicht glauben, ich habe gewonnen!

Slide 10 - Question ouverte

Vul de goede vorm in van 'werden':
....... du zu Hause bleiben in den Ferien?

Slide 11 - Question ouverte

Vul de goede vorm in van 'werden':
Ob ich schnell böse .....? Frag meine Eltern ;)

Slide 12 - Question ouverte

Weil er immer gesund isst, ist Tom sehr groß ................... (werden, volt dw)

Slide 13 - Question ouverte

Evaluatie
Wat ging deze les ( minder) goed?

Slide 14 - Question ouverte

Ende

Slide 15 - Diapositive