1.3 lezen Talent

Nederlands
oefenen voor toets 1: lezen 
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 2,3

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 70 min

Éléments de cette leçon

Nederlands
oefenen voor toets 1: lezen 

Slide 1 - Diapositive

Doelen:
  1. Ik weet wat leesstrategieën zijn
  2. Ik weet wat tekstdoelen zijn
  3. Ik kan een tekstverband aan een signaalwoord koppelen
  4. Ik weet wat de hoofdgedachte van een tekst is

Slide 2 - Diapositive

Leesstrategieën
Verkennend lezen
Nauwkeurig lezen
Zoekend lezen
Studerend lezen

Slide 3 - Diapositive

Je wilt snel weten waar de tekst over gaat.
A
nauwkeurig lezen
B
verkennend lezen
C
studerend lezen
D
zoekend lezen

Slide 4 - Quiz

Een tekst helemaal lezen om hem te begrijpen
A
zoekend lezen
B
verkennend lezen
C
nauwkeurig lezen
D
studerend lezen

Slide 5 - Quiz

Wat kost een treinkaartje naar Parijs?
A
verkennend lezen
B
nauwkeurig lezen
C
zoekend lezen
D
studerend lezen

Slide 6 - Quiz

Tekstdoel
Is de bedoeling die de schrijver heeft met zijn tekst.

Slide 7 - Diapositive

Tekstdoelen

Slide 8 - Diapositive

Informeren 
Overtuigen
Amuseren 
Activeren
De schrijver wil dat je iets te weten komt 
De schrijver wil dat jij na het lezen van de tekst dezelfde mening hebt als hij 
De schrijver wil je ontroeren of laten lachen
De schrijver wil dat je iets (niet) gaat doen

Slide 9 - Question de remorquage

Wat zijn voorbeelden van tekstdoelen?
A
artikel, tijdschrift, krant
B
informeren, amuseren, activeren, overtuigen
C
informerende tekst, activerende tekst, amuserende tekst
D
recept, leesboek, recensie

Slide 10 - Quiz

Een nieuwsbericht is een ...
A
informatieve tekst
B
overtuigende tekst
C
activerende tekst
D
amuserende tekst

Slide 11 - Quiz

Deze tekst is een ...
A
Amuserende tekst
B
Overtuigende tekst
C
Informerende tekst
D
Activerende tekst

Slide 12 - Quiz

De boeken van Carry Slee bevatten...
A
informatieve tekst
B
overtuigende tekst
C
activerende tekst
D
amuserende tekst

Slide 13 - Quiz

Deze tekst is een ...
A
Amuserende tekst
B
Overtuigende tekst
C
Informerende tekst
D
Activerende tekst

Slide 14 - Quiz

Een advertentie van Coca Cola is een:
A
amuserende tekst
B
informatieve tekst
C
overtuigende tekst
D
activerende tekst

Slide 15 - Quiz

Wat geef je in een recensie?
A
In een recensie geef je alleen je mening.
B
In een recensie schrijf je alleen op wat je niet goed vindt.
C
In een recensie zeg je helemaal niks.
D
In een recensie geef je je menig en argumenten.

Slide 16 - Quiz

Je leest een recensie over een film.
Wat is het tekstdoel?
A
amuseren
B
informeren
C
overtuigen
D
activeren

Slide 17 - Quiz

TEKSTVERBANDEN

Slide 18 - Diapositive

Uitleg signaalwoorden        blz. 146/182 boek

Aan signaalwoorden herken je een tekstverband

-  opsomming         ook, bovendien, tot slot, vervolgens...

-  tegenstelling      maar, daarentegen,echter, toch, in tegendeel

-   reden                     want, omdat, daarom, venwege, immers...

-  conclusie              dus, kortom

-  voorbeeld             bijvoorbeeld, zoals, zo, ter illustratie...

-  oorzaak en gevolg  doordat, hierdoor, met als gevolg...

Slide 19 - Diapositive

Tekstverbanden blz. 146/182

Slide 20 - Diapositive

het signaalwoord WANT hoort bij het tekstverband...
A
oorzaak/gevolg
B
reden
C
tegenstelling
D
opsomming

Slide 21 - Quiz

het signaalwoord MAAR hoort bij het tekstverband...
A
opsomming
B
reden / argument
C
tegenstelling
D
conclusie

Slide 22 - Quiz

het signaalwoord WANT hoort bij het tekstverband...
A
opsomming
B
argument
C
tijd
D
voorbeeld

Slide 23 - Quiz

het signaalwoord DUS hoort bij het tekstverband...
A
oorzaak-gevolg
B
conclusie
C
voorbeeld
D
opsomming

Slide 24 - Quiz

het signaalwoord ZOALS hoort bij het tekstverband...
A
opsomming
B
oorzaak/gevolg
C
reden / argument
D
voorbeeld

Slide 25 - Quiz

'En' hoort bij het tekstverband:
A
Conclusie
B
Opsomming
C
Tegenstelling
D
Voorbeeld

Slide 26 - Quiz

het signaalwoord OMDAT hoort bij het tekstverband...
A
tegenstelling
B
voorbeeld
C
opsomming
D
reden / argument

Slide 27 - Quiz

ZOALS is een signaalwoord bij het tekstverband OPSOMMING
A
Waar
B
Niet waar

Slide 28 - Quiz

Welke is GEEN tekstverband?
A
waardering
B
opsomming
C
tegenstelling
D
voorbeeld

Slide 29 - Quiz

Signaalwoord
Geen signaalwoord
 
   ook

   aan

  word

   zo

 doordat

  slecht

Slide 30 - Question de remorquage


Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
Wat betekent het woord hoofdgedachte?
A
De belangrijkste zin van een alinea
B
Het onderwerp van de tekst.
C
Een uitspraak waar je het wel of niet mee eens bent.
D
Het belangrijkste wat over het onderwerp wordt gezegd in één zin.

Slide 31 - Quiz

Ik weet wat leesstrategieën zijn
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Sondage

Ik weet wat tekstdoelen zijn en kan voorbeelden benoemen
😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Sondage

Ik weet welke signaalwoorden bij welke tekstverbanden horen
😒🙁😐🙂😃

Slide 34 - Sondage

Ik weet wat de hoofdgedachte van een tekst is
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Sondage