Stripverhaal schrijven leescyclus

De taal in stripverhalen
  • Striptekenaars schrijven verhalen met tekeningen en tekstballonnen. 
  • In stripverhalen moeten alle geluiden en teksten worden geschreven. 
       Maar....
  • Je kan niet zomaar schrijven ‘de telefoon rinkelt’. Ook is er geen ruimte         om heel uitgebreide verhalen te vertellen in de kleine tekstballonnen!

Er is dus een speciale taal nodig om een strip te schrijven:   STRIPTAAL!

1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

De taal in stripverhalen
  • Striptekenaars schrijven verhalen met tekeningen en tekstballonnen. 
  • In stripverhalen moeten alle geluiden en teksten worden geschreven. 
       Maar....
  • Je kan niet zomaar schrijven ‘de telefoon rinkelt’. Ook is er geen ruimte         om heel uitgebreide verhalen te vertellen in de kleine tekstballonnen!

Er is dus een speciale taal nodig om een strip te schrijven:   STRIPTAAL!

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen

Na deze les:

  • Kan je zelf een stripverhaal schrijven met behulp een stappenplan en lege tekstballonnen
  • Kan je een gesprek in de directe rede schrijven .
  • Kan je voor je stripverhaal woorden gebruiken die geluiden of klanken nabootsten.
  • Heb opnieuw gelet op het belang van het gebruik hoofdletters en andere leestekens.


Slide 2 - Diapositive

Planning
  • Welke taal gebruik je in een stripverhaal? (10 minuten)
  • Uitleg opdracht zelf stripverhaal schrijven ( 5 minuten)
  • Aan de slag! (20 minuten)
  • Afsluiting les 

Slide 3 - Diapositive

Striptaal
Wat is het verschil tussen de taal in een stripverhaal en een gewoon verhaal?

Slide 4 - Diapositive

                                           Striptaal: bekijk de afbeeldingen even goed.
Afbeelding 1
Afbeelding 2

Slide 5 - Diapositive




Welke tekst past het best bij afbeelding 1?
Afbeelding 1                Afbeelding 2
A
'Tom, val nou niet op de bank in slaap!' 'Ik ben klaarwakker hoor!'
B
Er was eens een mevrouw en een meneer die zaten op de bank en waren aan het praten

Slide 6 - Quiz

Directe rede
In striptaal wordt er geschreven in de directe rede 
Je schrijft dan letterlijk op wat iemand zegt. 

Slide 7 - Diapositive




Welke tekst past het best bij afbeelding 2?
Afbeelding 1                Afbeelding 2
A
Die meneer is op de bank in slaap gevallen
B
ZzzzzZZZzzzzZZZ

Slide 8 - Quiz

          Geluiden schrijven in striptaal


Striptekenaars schrijven geluiden op, zoals ze in het echt klinken.




Slide 9 - Diapositive

Sleep het geluid naar de juiste foto.
“Ieuw!”

Slide 10 - Question de remorquage

Aan de slag!
  • Wat? Je gaat met je groepje  een stripverhaal schrijven. Dit gaat over een leuke gebeurtenis of fragment uit het verhaal dat jullie gelezen hebben. Je maakt een stripverhaal op 1 A-viertje. Je kiest hiervoor een sjabloon. 
  • Hoe? Lees samen het volgende stappenplan door. Docent deelt ondertussen uit: kopie stripverhaal (is een voorbeeld), sjablonen waar je uit kunt kiezen.
  • Hulp: overleg eerst met elkaar of bekijk het voorbeeld van de strip. Kom je er dan nog niet uit? Steek je vinger op, dan kom ik naar je toe!
  • Klaar? Is de opdracht af, dan ga je óf lezen óf je gaat verder met het stripverhaal op een nieuw A-viertje.


Slide 11 - Diapositive

Uitleg stappenplan 
Stap 1:  Lees de tekst
  • Lees als groepje nogmaals de tekst. 
Stap 2:  Kies een fragment
  • Kies het fragment uit de tekst dat jullie het meeste raakt, omdat het spannend, verdrietig, grappig, onverwacht of origineel is.
  • Bespreek het fragment in je groepje, wat gebeurt er.
  • Kies een sjabloon, hoeveel vakken moet je vullen? Denk na over hoeveel vakken je nodig hebt om het fragment te vertellen in striptaal.
  • Bespreek hoe begint de strip, wat zie je op het eerste plaatje. Wat zie je op het tweede plaatje, wat zie je op de volgende plaatjes en hoe eindigt het verhaal (laatste plaatje).

Slide 12 - Diapositive

Uitleg stappenplan 
Stap 3:  De stripfiguren.
  • Bespreek wie er voorkomen in het verhaal. Hoe ziet de hoofdpersoon van het stripverhaal eruit? Waaraan herken je hem/haar, misschien staat er een beschrijving in het verhaal. Bespreek welke bijfiguren een rol hebben. Hoe zien de figuren eruit. Welke kleur haar hebben ze. Zijn ze klein, groot, jongen, meisje, man, vrouw of dier? Maak eventueel samen een grote tekening van de hoofdpersoon.

Slide 13 - Diapositive

Uitleg stappenplan 
Stap 4: Tekenen en schrijven
  • Verdeel de tekstvakken om de tekenen.
  • Teken eerst de stripfiguren in de vakjes, maak later de achtergrond af (stap 6). Houd 2 stripfiguren per vakje aan, anders wordt het misschien te veel. Gebruik potlood en gum.
    Stap 5:
  • Bedenk de dialogen: de gesprekken tussen de stripfiguren. Wat zegt de ene stripfiguur tegen de andere? Schrijf dat in de tekstballonnen.

Slide 14 - Diapositive

Uitleg stappenplan 
Stap 6: Achtergrond verhaal  
Waar speelt het verhaal zich af? Op school, in de tuin, in huis, op een voetbalclub? Probeer op de achtergrond in de vakjes te laten zien waar de stripfiguren zijn. Als het verhaaltje op de voetbalclub afspeelt, kun je bijvoorbeeld het gras en een goal tekenen. Kleur je hele strip in en omlijn alles helemaal op het einde met een fijn zwart stiftje.
Stap 7:
Lees samen de strip, om te bepalen of het gekozen fragment duidelijk uit het stripverhaal blijkt.

Slide 15 - Diapositive

Afsluiting les
Ga bij een ander groepje zitten. 
Laat elkaar het getekende stripverhaal lezen.
Laat het andere groepje vertellen hoe het verhaal gaat. Luister goed of dit overeenkomt met het gekozen fragment.

Slide 16 - Diapositive