VWO 2 - SPELLING - PVTT - PVVT - VD - ENGELSE WW OEFENEN

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Formatieve evaluatie SF W2

W2.1 Persoonsvorm tegenwoordige tijd

W2.2 Verleden en voltooide tijd complex

W2.3 Vervoegen van Engelse werkwoorden

Succes!

Wat is de juiste vorm van het werkwoord in de verleden tijd?
Een televisie <kosten> vroeger een vermogen.

1. koste
2. kostten
3. kostte
4. kost

Hoeveel werkwoorden in deze zin zijn onjuist gespeld?
De uitslag van de verkiezingen leide tot grote onrust in zijn land en dat ontwrichtte de economie.

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Maak een zin met elke werkwoordsvorm, in totaal dus 2 zinnen:
1. belandde 2. belande

Vul de juiste vorm van het werkwoord in. Gebruik het woord dat tussen haakjes staat.
Het (verbreden) pad was nog te smal voor mijn bakfiets.

Vul de juiste vorm van het werkwoord in. Gebruik het woord dat tussen haakjes staat.
De (beboeten) man werd boos toen hij zag wat hij moest betalen.

Zet deze zin in de verleden tijd en in de voltooide tijd (je schrijft dus twee zinnen op).
Dat meisje blaast alle kaarsjes op de taart uit.

Hoe schrijf je het werkwoord in deze zin?
Mijn zusje <volleyballen> op hoog niveau.

1. volleyballt
2. volleybalt

Welke zin / zinnen is / zijn juist geschreven?
1. Floor gelooft deze bronnen niet.
2. Floor geloofd deze bronnen niet.
3. Floor heeft deze bronnen niet geloofd.
4. Floor heeft deze bronnen niet gelooft.

1. zin 1 + 3
2. zin 1 + 4
3. zin 2 + 3
4. zin 1 + 3

De zin staat in de onvoltooid tegenwoordige tijd. Wat is de juiste vorm van deze zin in de voltooid tegenwoordige tijd?
Het benieuwt mij of hij zich nog zal laten zien.





Tiffany denkt lang na over haar antwoord.
Welke uitspraak is waar?

1. Het heeft mij benieuwd of hij nog van zich zal laten horen.
2. Het heeft mij benieuwd of hij nog van zich zou laten horen.
3. Het heeft mij benieuwt of hij nog van zich zal laten horen.
4. Het heeft mij benieuwt of hij nog van zich zou laten horen.

De zin staat in de onvoltooid tegenwoordige tijd. Wat is de juiste vorm van deze zin in de voltooid tegenwoordige tijd?
Mijn opa stoot zich aan de kapotte stoel.

1. Mijn opa heeft zich aan de kapotte stoel gestoten.
2. Mijn opa heeft zich aan de kapotte stoel gestoot.
3. Mijn opa heeft zich aan de kapotte stoel gestooten.
4. Mijn opa had zich aan de kapotte stoel gestoten.

Staat er een voltooid deelwoord of een onvoltooid deelwoord in de zin?
Voetballend door het park zag ik hem aankomen.

1. voltooid deelwoord
2. onvoltooid deelwoord

Staat er een voltooid deelwoord of een onvoltooid deelwoord in de zin?
Veronderstelt zij nu echt dat deze actie goed is geweest voor de winst?

1. voltooid deelwoord
2. onvoltooid deelwoord

Hoe schrijf je het werkwoord in deze zin?
<Verleiden> jij haar nu met een ijsje?

1. Verleidt
2. Verleid
3. Verleiden
4. Verleidde

Hoe schrijf je de werkwoorden in deze zin?
Doordat de gemeente deze wijk <verwaarlozen>, <verslechteren> het leefklimaat.

1. verwaarloozt, verslechtert
2. verwaarloost, verslechterd
3. verwaarloost, verslechtert
4. verwaarloozt, verslechterd

Wat zijn de juiste werkwoordsvormen?
De <berechten> crimineel <achten> zijn straf te zwaar, maar volgens de rechtbank moest hij flink <boeten> voor zijn misdaden.

1. berechtte, achtte, boetten
2. berechten, achtte, boeten
3. berechte, achtte, boetten
4. berechte, achtte, boeten

Wat zijn de juiste werkwoordsvormen?
Laatst <berichten> de krant dat deze zanger Justin nog altijd <verafgoden>.

1. berichtte, verafgodt
2. berichtte, verafgoodt
3. berichtte, verafgood
4. berichte, verafgood

Noteer van deze werkwoorden de hij-vorm tegenwoordige tijd, de verleden tijd meervoud en het voltooid deelwoord:
toasten, saven, timen

Hoe schrijf je het werkwoord in deze zin?
Het winnende doelpunt werd <scoren> door Joost.

1. gescord
2. gescoord
3. gescort
4. gescoort

Zet deze zin in de verleden tijd en de voltooide tijd (je schrijft dus 2 zinnen op).
Hanna <promoten> het werk van die schilder.

Noteer de vorm van het werkwoord: infinitief, pers.vorm tegenw. tijd, pers.vorm verleden tijd, onvoltooid deelwoord, voltooid deelwoord of bijvoeglijk naamwoord. Schrijf de juiste vorm van het werkwoord op.
Lisa heeft haar vriend vaak <bespieden>, omdat ze hem niet <vertrouwen>.

Noteer de vorm van het werkwoord: infinitief, pers.vorm tegenw. tijd, pers.vorm verleden tijd, onvoltooid deelwoord, voltooid deelwoord of bijvoeglijk naamwoord. Schrijf de juiste vorm van het werkwoord op.
Met <ontbloten> schouders <wachten> de gewonde militair zachtjes <kreunen> tot de arts zijn wond zou <hechten>.

Noteer de vorm van het werkwoord: infinitief, pers.vorm tegenw. tijd, pers.vorm verleden tijd, onvoltooid deelwoord, voltooid deelwoord of bijvoeglijk naamwoord. Schrijf de juiste vorm van het werkwoord op.
Met die vermomming probeer ik te <verhoeden>, dat men mij <herkennen>.

Noteer de vorm van het werkwoord: infinitief, pers.vorm tegenw. tijd, pers.vorm verleden tijd, onvoltooid deelwoord, voltooid deelwoord of bijvoeglijk naamwoord. Schrijf de juiste vorm van het werkwoord op.
Na de brand keken de gedupeerden <huilen> naar hun bezittingen, terwijl familieleden hen <troosten>, maar dat <verzachten> hun leed nauwelijks.

Noteer de vorm van het werkwoord: infinitief, pers.vorm tegenw. tijd, pers.vorm verleden tijd, onvoltooid deelwoord, voltooid deelwoord of bijvoeglijk naamwoord. Schrijf de juiste vorm van het werkwoord op.
Jesse <vermoeden> nog steeds dat haar broers de erfenis <verkwisten>.