Week 1 Crossing borders 2.1

Week 1 Crossing borders 2.1
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Week 1 Crossing borders 2.1

Slide 1 - Diapositive

Hoe ging de toets?

Slide 2 - Diapositive

Goals:

Aan het einde van de les weten de leerlingen meer over Schotland.



Slide 3 - Diapositive

Scotland

Slide 4 - Carte mentale

Slide 5 - Vidéo

What is Hogmanay?

Slide 6 - Diapositive

Belangrijk!!
We gaan lezen
Zorg dat je een Engels boek hebt.

Slide 7 - Diapositive

Weektaak
2.1 opdracht 1, 2 en 3

Slide 8 - Diapositive

Week 1 Crossing borders 1.1
Les 2

Slide 9 - Diapositive

Goals
Aan het einde van de les weten de leerlingen hoe plurals werken.

Slide 10 - Diapositive

Plural

De meeste vormen eindigen in het meervoud op -s. Dus plak een -s achter het woord.

parent - parents
star - stars
friend - friends
Plural

Eindigen op -sis klank: 
-es erachter. 

watch - watches
dish - dishes

Slide 11 - Diapositive

Plural

eindigt woord op medeklinker + -y: 
De -y verandert in -ies.

lady - ladies
story - stories
Plural

Eindigt woord op medeklinker + -o:
 Plak -es erachter.

potato - potatoes
tornado - tornadoes

Slide 12 - Diapositive

Plural

Eindigt woord op -f (klank):
 De -f verandert in -ves. 

life - lives
leaf - leaves
Plural

Eindigt woord op ff:
alleen s erachter.

cliff- cliffs
handcuff- handcuffs

Slide 13 - Diapositive

Plural

Onregelmatig. (leer deze!)

child - children
foot - feet
mouse - mice
sheep - sheep
tooth - teeth

Slide 14 - Diapositive

Plural of:
A
tomatos
B
tomaten
C
tomato's
D
tomatoes

Slide 15 - Quiz

Plural of elf?
A
elfs
B
elvs
C
elfes
D
elves

Slide 16 - Quiz

Plural of
wolf?
A
wolves
B
wolfs
C
wolvs
D
wolfes

Slide 17 - Quiz

Plural of knive:
A
knife's
B
knifes
C
knives
D
kniven

Slide 18 - Quiz

Plural of Child:
A
child's
B
childs
C
kinderen
D
children

Slide 19 - Quiz

Plural of Mouse
A
mouses
B
mice
C
mices
D
mouse's

Slide 20 - Quiz

Plural of:
A
shoe
B
shoes
C
shoees
D
shoos

Slide 21 - Quiz

Plurals (= meervoud):
What is the plural of
baby?
A
babys
B
baby's
C
babies
D
babyes

Slide 22 - Quiz

Plural of puppy:
A
puppies
B
puppy's
C
puppys
D
puppen

Slide 23 - Quiz

Plural of
watch?
A
watchs
B
watches
C
watch's
D
watchis

Slide 24 - Quiz

Plural of
A
taxies
B
taxi's
C
taxis
D
taxie's

Slide 25 - Quiz

Ik snap de grammatica over de plurals en kan dit ook toepassen.
Ja,
Nee
Een beetje

Slide 26 - Sondage