Cette leçon contient 47 diapositives, avec diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Hfst 4
Ontwikkeling: Arm en rijk
Slide 1 - Diapositive
4.1
Verschillen in de wereld
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Werk in arme landen:
Scharreleconomie: In arme landen hebben mensen zonder baan geen inkomen. Ze krijgen geen uitkering. Ze verdienen dan geld door verschillende dingen te doen en verhandelen op straat.
Armoedegrens: hoeveel geld iemand nodig heeft voor eten, wonen en kleren. In arme landen is die grens 1,25 dollar per dag. Het leven is daar goedkoper dan in rijke landen.
Slide 5 - Diapositive
Gezondheid in arme landen:
In landenhebbenmensen vaak eenzijdig voedsel (vaak hetzelfde). Vaak geen schoon drinkwater en onhygiënische sanitaire voorzieningen.
Mensen worden dan snel ziek, maar de arme mensen hebben geen toegang tot goede gezondheidszorg.
Dit is in arme landen alleen goed in orde voor de rijke burgers.
Slide 6 - Diapositive
Gezondheidzorg in rijke landen:
In rijke landen hebben de arme mensen ook toegang tot gezondheidszorg. Iedereen is ervoor verzekerd.
Slide 7 - Diapositive
Gezondheidzorg in rijke landen:
In rijke landen eten mensen steeds ongezonder (te vet en veel suiker). Hierdoor ontstaan allerlei welvaartsziektes.
Slide 8 - Diapositive
Onderwijs in arme landen:
In arme landen gaan kinderen soms niet naar school en als ze wel naar school gaan is het onderwijs vaak niet goed. In ontwikkelingslanden (arme landen) gaan wel steeds meer kinderen naar school.
Onderwijs in rijke landen:
In rijke landen is meer geld om kinderen een goede opleiding te geven.
Slide 9 - Diapositive
4.2
Wat is arm en rijk?
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Welvaart: De rijkdom van een land, gemeten op basis van geld in bnp/hoofd.
Hoe meet je welvaart?
Door Bruto nationiaal product per hoofd (bnp/hoofd) uit te rekenen.
BNP/hoofd = Alles wat in een land in een jaar wordt verdiend, gedeeld door het aantal inwoners.
Slide 12 - Diapositive
Bron:
BuiteNLand
Noordhoff
Slide 13 - Diapositive
Vergelijk...
Nederland: BNP/hoofd 41.000 euro per jaar
Peru: BNP/hoofd 7.000 euro per jaar
Niger: BNP/hoofd 725 euro per jaar
Slide 14 - Diapositive
bron:
BuiteNLand
Noordhoff
Als je wilt bepalen of een land echt arm is kijk je naar het welzijn:
gezondheidszorg en levensverwachting
alfabetiseringsgraad - %mensen die kunnen lezen en schrijven
koopkracht - hoeveel kun je in een land kopen voor 1 $, hoe hoog zijn de prijzen
Slide 15 - Diapositive
Hoe hoog is alfabetiseringsgraad in NL?
Slide 16 - Diapositive
Drie groepen landen:
1. koplopers De ontwikkelde landen (rijke landen) VS, Japan, Nederland
2. volgers Landen die steeds rijker worden. Rusland, India, China
3. achterblijvers De armste landen. Veel Afrikaanse landen.
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
4.3
Ongelijkheid in arme en rijke landen
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Diapositive
Informele sector:
-Geen officiële baan
-Betaald geen belasting
-Inkomsten anders elke dag
-Geen inkomsten als je ziek bent
Slide 21 - Diapositive
Grote sociale ongelijkheid tussen rijke en arme mensen
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Diapositive
Slide 24 - Diapositive
Formele sector:
- Wel officiële baan
- Betalen belasting
- Verdienen elke maand een vast inkomen
- Wel inkomsten als je ziek bent
Slide 25 - Diapositive
Grote verschillen in
inkomenin de steden:
Regionale ongelijkheid
Slide 26 - Diapositive
Regionale ongelijkheid zijn verschillen tussen twee regio´s (regio = gebied)
Grote armoede op het platteland. Hier is nog meer armoede dan in de steden.
Door deze regionale ongelijkheid verhuizen in arme landen veel mensen van het platteland naar de stad.
Slide 27 - Diapositive
Beroepsbevolking: Alle mensen die betaald werk doen + alle werklozen (die wel zouden kunnen werken)
Slide 28 - Diapositive
1. Landbouw
Hoe armer een land is, hoe meer mensen in de landbouw werken.
Slide 29 - Diapositive
2. Industrie
Werk in fabrieken. Vooral in China en andere opkomende landen is veel industrie.
Slide 30 - Diapositive
3. Diensten
Dienstverlening, mensen die werken op kantoren, in winkels, openbaar vervoer, ziekenhuizen, scholen, horeca, etc.
In rijke landen werken de meeste mensen in de dienstensector.
Slide 31 - Diapositive
4.4
Nederland is rijk
Slide 32 - Diapositive
Slide 33 - Diapositive
Nederland:
-exporteert (producten verkopen aan het buitenland) veel landbouwproducten
-heeft veel multinationals (int. bedrijven)
-verdienen veel met diensten (transport, geldzaken, waterbouwkunde, etc)
Slide 34 - Diapositive
Nederland is een v.d. rijkste landen van de wereld. Op de welzijnslijst staan we zelfs 5e.
Hoog inkomen, hoge koopkracht, hoge levensverwachting, bijna iedereen is alfabeet.
Sociale en regionale ongelijkheid komen relatief weinig voor.
Slide 35 - Diapositive
Slide 36 - Diapositive
Handelsbalans
Een handelsbalans is positief wanneer een land meer exporteert dan het importeert.
Bron: BuitenLand
Noordhoff
Slide 37 - Diapositive
Grote dienstensector is een teken van rijkdom.
Bron: BuitenLand Noordhoff
Slide 38 - Diapositive
Veel arbeidsintensieve productie is vertrokken naar lagelonenlanden.
De loonkosten zijn daar veel lager en de productie wordt zo veel goedkoper.
Slide 39 - Diapositive
Mainport:
Haven of vliegveld die belangrijk is voor internationaal vervoer.
Slide 40 - Diapositive
Slide 41 - Diapositive
4.5
Rijk aan de rand van Europa
Slide 42 - Diapositive
Slide 43 - Diapositive
Nederland de toeganspoort naar Europa.
Via de rivieren, het spoor en de weg worden goederen vanuit de haven in Rotterdam naar het achterland vervoerd.
Achterland: Het gebied dat voor aanvoer van goederen afhankelijk is van een haven.
Slide 44 - Diapositive
Bron: BuiteNLand
Noordhoff
Slide 45 - Diapositive
Er zijn veel buitenlands bedrijven in Nederland.
Vestigingsplaatsfactoren: de redenen waardoor buitenlandse bedrijven besluiten zich in Nederland te vestigen.
Er staan 5 hoofdredenen in je boek op blz 86, 87.
Slide 46 - Diapositive
Nederland distributieland: Vanuit Nederland worden veel goederen naar het buitenland vervoerd (distributie).
We hebben goede verbindingen nodig over wegen, kanalen, spoorlijnen, etc. Dit noemen we infrastructuur.