24-01 Grammar: Quantifiers

2F English Class
  • Camera staat aan
  • Lesboek B nodig
  • Bij vragen hand opsteken of chat intypen
  • Wij gaan respectvol om met elkaar
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

2F English Class
  • Camera staat aan
  • Lesboek B nodig
  • Bij vragen hand opsteken of chat intypen
  • Wij gaan respectvol om met elkaar

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
Aan het einde van de les:
  • weet je wat quantifiers zijn
  • kan je quantifiers correct gebruiken

Slide 2 - Diapositive

Lesplanning 
  • Grammar: Quantifiers uitleg
  • Quantifiers oefening
  • Zelfstandig werken: opgaven
  • Les afsluiting  

Slide 3 - Diapositive

Grammatica: quantifiers 
What are quantifiers?

What are nouns? 
- countable nouns
- uncountable nouns

Slide 4 - Diapositive

Quantifiers 
What are quantifiers?
Quantifiers give information on the amount (hoeveelheid) of something.

What are nouns? 
- countable nouns
- uncountable nouns
What are quantifiers?
Quantifiers give information on the amount (hoeveelheid) of something. (woorden die hoeveelheden aangeven) 
-(a) few  -(a) little   -(a) lot of/ lots of

Other quantifiers? much/ many/ some/ any

What are nouns (zelfstandige naamwoord)?



1. uncountable noun (niet telbaar)             2. countable noun (telbaar)

 

Slide 5 - Diapositive

Quantifiers 
What are quantifiers?
Quantifiers give information on the amount (hoeveelheid) of something.

What are nouns? 
- countable nouns
- uncountable nouns

Slide 6 - Diapositive

Examples 
A lot: I have a lot of luggage to carry. 
Many (telbaar): How many bananas can you eat? (Bananas kan je tellen) (vragende zin)
She doesn't have many things to do. (Ontkennende zin)
Much (niet telbaar): how much water did he drink? (Water kan je niet tellen) (vragende zin)


Slide 7 - Diapositive

Examples 
Few (telbaar): There are very few cupcakes left. (bijna geen)
A few (telbaar): I bought a few dresses today. (een paar jurken) 

Little (niet telbaar): She has little sugar at home. (bijna geen)
A little (niet telbaar): she takes a little bit of milk in her tea. (een beetje)

Slide 8 - Diapositive

The building had __________ levels. Eleven to be precise.
A
some
B
a little
C
many
D
any

Slide 9 - Quiz

Too ____, since the builder only had a permit for four levels.
A
many
B
much
C
little
D
few

Slide 10 - Quiz

________ levels were demolished and some caught fire.
A
a little
B
few
C
many
D
a lot of

Slide 11 - Quiz

Opgave afmaken 
Wat: hfd 4 opgave E 29 en 30 afmaken (B book, blz 27)
Hoe: individueel
Tijd: 10 minuten
Hulp: docent of uitleg in het boek
Klaar: andere opgaven maken
Uitkomst: klassikaal behandelen
timer
10:00

Slide 12 - Diapositive

Zelfstandig werken
Wat: maak de opgave volgens je planning
Hoe: individueel
Hulp: docent of uitleg in boek


Slide 13 - Diapositive

Afsluiting 
  • Herhaling: quantifiers
-Wat betekent: a few? little? much?
  • Zijn de lesdoelen bereikt? Wat heb je geleerd?
  • Vragen?

                               




Slide 14 - Diapositive

Huiswerk
Hfd 4: opgaven maken wat op je planning staat.

Volgende les: 
spreekopdracht - Hfd 3 book A (expressing opinion)
Leesopdracht

                                        Bedankt en tot de volgende les

Slide 15 - Diapositive