V2 Fictie 22: Tijd


Welkom v2at!
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon


Welkom v2at!

Slide 1 - Diapositive

Programma
  1. 10 minuten lezen
  2. Fictie 22: Tijd
  3. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Diapositive

10 minuten lezen

Slide 3 - Diapositive

Fictie 22: Tijd

Doel: Je leert hoe een schrijver spanning creëert met het gebruik van tijd.


Slide 4 - Diapositive

Kennen jullie al manieren hoe een schrijver spanning creëert met het gebruik van tijd?

Slide 5 - Carte mentale

Tijd
De tijd heeft grote invloed op de gebeurtenissen en het handelen van de personages.

Chronologisch = de gebeurtenissen in het verhaal worden in de volgorde verteld waarin ze ook hebben plaatsgevonden.

Slide 6 - Diapositive

Lees het fragment uit Die dag aan zee (je kunt
de afbeelding vergroten door erop te klikken).
Hoe verloopt de chronologie in dit fragment?

Slide 7 - Question ouverte

Waarom heeft de schrijver denk je gekozen
voor deze doorbreking van de chronologie?

Slide 8 - Question ouverte

Tijd
Verteltijd = aantal zinnen, bladzijdes, hoofdstukken.

Vertelde tijd
= hoeveel tijd er verstreken is (minuten, dagen, maanden, jaren).

Slide 9 - Diapositive

Wat is de verteltijd en wat is de vertelde tijd in het boek dat je nu aan het lezen bent?

Slide 10 - Question ouverte

Tijd
Tijdvertraging = een gebeurtenis heel uitgebreid beschrijven en de tijd oprekken.

Tijdversnelling/verdichting = uren, dagen en jaren kunnen binnen één zin verstrijken.

Slide 11 - Diapositive

Is hier sprake van tijdvertraging of van tijdversnelling/verdichting?

"Gedurende het laatste jaar – het eerste volle jaar dat de machine in werking was gesteld – werd volgens schatting minstens de helft van al de Engelse romans door Adolph Knipe op zijn verhalenmachine geproduceerd."
A
tijdvertraging
B
tijdversnelling/ verdichting

Slide 12 - Quiz

Tijd
Flashback/terugblik = wanneer een personage terugkijkt naar een gebeurtenis in het verleden.

Flashforward/vooruitwijzing = de lezer krijgt een tip over wat er later in het verhaal gaat gebeuren. 

Slide 13 - Diapositive

Is hier sprake van een flashback of van een flashforward?

"Op de ochtend van zijn arrestatie ging de meesterdief zoals gewoonlijk een krant halen bij de kiosk in zijn straat en las daar tot zijn verbazing dat hij gezocht werd door een internationaal team van rechercheurs."
A
flashback
B
flashforward

Slide 14 - Quiz

Lees het fragment uit Lijfstraf. Bij welke
regelnummers zit een tijdversnelling?
(Je kunt de afbeelding weer vergroten
door erop te klikken).

Slide 15 - Question ouverte

Opdrachten maken
  • Maak opdracht 5 t/m 9 op pagina 93 van je boek. 
  • Je krijgt voor deze opdrachten 15-20 minuten de tijd, daarna bespreken we de antwoorden. 
  • Je werkt alleen en in stilte
  • Klaar? Ga nog even in je leesboek lezen. 

Slide 16 - Diapositive

Programma
  1. Huiswerkopdrachten nakijken
  2. Toets Taalverzorging bespreken
  3. Iets leuks

Slide 17 - Diapositive

Opdracht 5 en 6 nakijken
5 De totale vertelde tijd is een nacht, een ochtend en een stukje van de middag.


6 Er is hier sprake van versnelling. In een tijdsbestek van drie alinea’s is er een nacht en een ochtend om.




Slide 18 - Diapositive

Opdracht 7 nakijken
a Verteltijd korter dan vertelde tijd: regel 31-35. In slechts 3 zinnen is ze de gangen door gewandeld naar Robins kamer.
Verteltijd langer dan vertelde tijd: regel 41-49. Anna pakt een steen en tikt op het raam, dit gaat erg snel. De auteur neemt veel langer de tijd om Anna’s gedachten hierover te omschrijven.

b Het effect van de versnelling is dat de lezer geboeid blijft. Minder interessante gebeurtenissen, zoals de wandeling door de gang, kan de schrijver maar kort beschrijven of zelfs overslaan, om zo snel verder te kunnen vertellen gebeurtenissen die wel boeiend zijn.
Het effect van de vertraging is het opbouwen van spanning. Anna gaat inbreken, en om de spanning tot dat moment op te bouwen vertraagt de auteur de gebeurtenis.




Slide 19 - Diapositive

Opdracht 8 en 9 nakijken
8 Bijvoorbeeld: regel 18-20 en regel 53-55.

9 Bijvoorbeeld: ’s Avonds wordt er minder goed opgelet en heb je dus meer mogelijkheid en tijd om te ontsnappen.



Slide 20 - Diapositive

Hoe kan een schrijver spanning creëren met het gebruik van tijd?

Slide 21 - Question ouverte

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: woensdag 20 december
  • Huiswerk: maken opdr. 5 t/m 9 (p. 93) + leren p. 91
  • Meenemen: -
  • Programma: toets Taalverzorging bespreken + iets leuks

Slide 22 - Diapositive