DISK ruzie taak 1 + woordenschat dag 1

• NT2
• ISK

Thema Ruzie 

Taak 1 en woordenschat les 1

DISK thema 7

Leg nu op tafel:

Wat gaan we doen?

• Wat ga je in dit thema doen?
• Woordenschat les 1
• Taak 1 maken

Type hier een titel

Wat ga je in dit thema leren?

• Je leest en schrijft een tekst over ruzie of een probleem; je praat over oplossingen.
  
• Je leest over een ruzie goedmaken en je oefent daarmee.
  
• Je praat over pesten en roddelen, je leest en bedenkt adviezen; je schrijft een e-email.
  
• Je leest en schrijft reacties op pesten; je bespreekt ze samen.

Doelen

• Nieuwe woorden ->

Aan het einde van deze les:

- Kun je de woorden van woordenschat les 1 vertalen in je eigen taal en ze gebruiken in een Nederlandse zin mee schrijven.

- Kun je reacties schrijven op vier verschillende situaties

- Kun je 5 vragen verwerken in een korte tekst over ruzie.

Woordenschat les 1

Tijdens een toets voelde Tim veel angst, omdat hij de antwoorden niet wist. Hij vond zichzelf dom en dacht dat het allemaal nooit goed zou aflopen. Toen de meester hem na de toets vroeg hoe het ging, barstte Tim verdrietig in huilen uit. “Je bent niet dom,” zei de meester, “soms weet je het antwoord niet, en dat is helemaal niet jouw schuld.” Met hulp van de meester lukte het Tim om het probleem op te lossen. De meester zei: “Het komt vanzelf goed, als je blijft oefenen.”

aflopen, angst, dom, eruit, gemeen, meester, oplossen, schuld, verdrietig, vanzelf

Aflopen

Uitleg: Iets eindigt of stopt.

Voorbeeldzin: De toets zal over vijf minuten aflopen.

Angst

Uitleg: Een bang gevoel hebben.

Voorbeeldzin: Tim voelde angst toen hij de antwoorden niet wist.

Dom

Uitleg: Niet slim.

Voorbeeldzin: Hij dacht dat hij dom was omdat hij het antwoord niet wist.

Eruit

Uitleg: Naar buiten of zichtbaar worden.

Voorbeeldzin: Tim begon verdrietig te huilen en alle emoties kwamen eruit.

Gemeen

Uitleg: Niet aardig

Voorbeeldzin: Het is gemeen om iemand dom te noemen.

Oplossen

Uitleg: Een probleem proberen goed te maken.

Voorbeeldzin: Samen met de meester kon Tim het probleem oplossen.

Schuld

Uitleg: Het gevoel of de situatie dat jij iets fout hebt gedaan.

Voorbeeldzin: Tim dacht dat alles zijn schuld was.

Verdrietig

Uitleg: Een droevig gevoel hebben.

Voorbeeldzin: Tim voelde zich verdrietig en moest huilen.

Vanzelf

Uitleg: Iets gebeurt zonder dat je iets hoeft te doen.

Voorbeeldzin: Het komt vanzelf goed als je blijft oefenen.

Wat is roddelen?

1. Je praat niet aardig over iemand anders.
2. Je praat aardig over iemand anders.
3. Je praat over jezelf.

Iemand heeft jouw mooiste trui geleend? Hij geeft hem terug met een groot gat.

010

Iemand praat in de klas tegen je, jij zegt: shhh, maar de docent stuurt jou eruit.

010

Je wacht bij de kassa van de Lidl om iets te kopen en iemand kruipt voor, wat doe je?

ik zeg niets

ik zeg iets, maar wel vriendelijk

ik kijk boos

ik word boos

ik weet het niet

Je loopt de trap op en iemand duwt je, wat doe je?

ik zeg niets

ik zeg iets, maar wel vriendelijk

ik kijk boos

ik word boos

ik weet het niet

Thema 7: ruzie

Wat ga je in dit thema doen?

• Je leest en schrijft een tekst over ruzie of een probleem; je praat over oplossingen.
  
• Je leest over een ruzie goedmaken en je oefent daarmee.
  
• Je praat over pesten en roddelen, je leest en bedenkt adviezen; je schrijft een e-email.
  

• Je leest en schrijft reacties op pesten; je bespreekt ze samen.

Groep 2 - Taak 1 thema 7

Thema 7: Ruzie

Waar heb jij wel eens ruzie over gehad?

Opdracht 1 :

Lees het verhaal van Carl. Het verhaal heeft geen einde.

Opdracht 2 :

Wat denken jullie: hoe gaat het verhaal van Carl verder?

Overleg eerst samen en schrijf het dan op.

Bedenk:

• Wat zei Yuri?
  
• Wat deed hij?
  
• En wat zei Carl toen?
  
• En wat deed Carl toen?

Opdracht 3 :

Lees de situaties.

Wat kan je doen in deze situaties? Wat kan je zeggen?

Schrijf je reactie op.

Opdracht 4 :

Schrijven over een ruzie of een probleem.

Schrijf over een ruzie of een probleem.

Gebruik de volgende vragen:

• Met wie had je ruzie of een probleem?
  
• Wanneer was het?
  
• Waar ging het over?
  
• Wat gebeurde er allemaal?
  
• Hoe eindigde de ruzie of het probleem?

Maandag

Maken we taak 2 en 3 en woordenschat les 2 en 3

Huiswerk voor maandag:

Maak de woordenlijst van les 1 af (vertalen + zin schrijven).

Afsluiting