V4 Les comparaisons (chapitre 1 - grammaire C)

Les comparaisons
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
FransVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 4

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Les comparaisons

Slide 1 - Diapositive

Wat weet je nog over de trappen van vergelijking?
Trappen van vergelijking

Slide 2 - Carte mentale

Wat is een bijvoeglijk naamwoord? Waar zegt het iets over?

Slide 3 - Question ouverte

Geef in het Nederlands een voorbeeld-zin met een bijvoeglijk naamwoord

Slide 4 - Question ouverte

Slide 5 - Diapositive

Welke Franse bijvoeglijke naamwoorden zag je in het vorige plaatje?

Slide 6 - Question ouverte

Maak 3 Franse zinnen met hierin minimaal 1 bijvoeglijk naamwoord.

Slide 7 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord tussen de haakjes in.
Ils sont (nouveau).

Slide 8 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord tussen de haakjes in.
Ma nouvelle robe est (rouge).

Slide 9 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord tussen de haakjes in.
Sophie porte des ............ (joli) chaussures.

Slide 10 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord tussen de haakjes in.
Elle aime les jupes (noir)

Slide 11 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord tussen de haakjes in.
Les femmes sont très (vieux).

Slide 12 - Question ouverte

DE REGEL: Wat is de basisregel in het Frans voor het maken van een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 13 - Question ouverte

Wat is een bijwoord en waar zegt het iets over?

Slide 14 - Question ouverte

Hoe maak je van een bijvoeglijk naamwoord een bijwoord?

Slide 15 - Question ouverte

(1) Maak van dit bijvoeglijke naamwoord een bijwoord: facile

Slide 16 - Question ouverte

(2) Maak van dit bijvoeglijke naamwoord een bijwoord: exact

Slide 17 - Question ouverte

(3) Maak van dit bijvoeglijke naamwoord een bijwoord: définitif

Slide 18 - Question ouverte

(4) Maak van dit bijvoeglijke naamwoord een bijwoord: bon

Slide 19 - Question ouverte

(5) Maak van dit bijvoeglijke naamwoord een bijwoord: vrai

Slide 20 - Question ouverte

(6) Maak van dit bijvoeglijke naamwoord een bijwoord: heureux

Slide 21 - Question ouverte

(7) Maak van dit bijvoeglijke naamwoord een bijwoord: premier

Slide 22 - Question ouverte

Vertaal de volgende bijwoorden:
beter/ slecht/lang/snel/vaak/veel

Slide 23 - Question ouverte

Ben ik een bijvoeglijk naamwoord of een bijwoord? 
Bijvoeglijk naamwoord
Bijwoord
Il roule vite.
C'est une belle fille.
Heureusement, il est là.
J'ai une voiture rapide.
Il est très beau.
Je travaille mal.
Un film récent est ET.
Ils sont des gens sympas

Slide 24 - Question de remorquage

Slide 25 - Diapositive

De stellende trap = le positif
Bij de stellende trap of le positif gebruik je de adjectief/adverbe-vorm. Dit is dus eigenlijk de meest eenvoudige vorm binnen de trappen van vergelijking. 

Hier maak je nog geen vergelijking tussen twee personen of zaken. 

‘La princesse est belle.’
'Le prince sourit gentiment.'

Slide 26 - Diapositive

De vergrotende trap = le comparatif
Bij de vergrotende trap of le comparatif gaan we wél twee personen/zaken vergelijken. 

plus                                                                      il est plus grand que sa soeur
moins        + bijv. nw / bijw. + qu(e)          elle est moins grande que son frère
aussi                                                                    nous sommes aussi grands (que ...)

Slide 27 - Diapositive

De overtreffende trap = le superlatif
De overtreffende trap of le superlatif is de trap waarmee je uitdrukt dat een eigenschap zeer sterk aanwezig is. De persoon die of het voorwerp dat je beschrijft is bv. de mooiste van allemaal, van alle personen of voorwerpen waarmee je het vergelijkt. Je vormt de superlatif in het Frans met het bepaald lidwoord le, la of les. Het lidwoord wordt gevolgd door het bijwoord ‘plus’ of het bijwoord ‘moins’. In het Nederlands komt dit overeen met ‘de grootste’, de ‘snelste’, de ‘mooiste’, ‘de meest voorkomende naam’, ‘de minst voorkomende’...

Slide 28 - Diapositive

De overtreffende trap = le superlatif
“Blanche-Neige est la plus belle de toutes.”
 (Sneeuwwitje is de mooiste van allemaal.)

“La reine est la moins gentille.” 
(De koningin is het minst vriendelijk.)

“Les sept nains sont les plus petits des personnages.” 
(De zeven dwergen zijn de kleinsten van de personages.)

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Uitzonderingen
Sommige adjectieven hebben geen regelmatige verbuiging met plus/moins en le plus/le moins. De trappen van vergelijking van bon (goed) en mauvais (slecht) leer je dus best uit het hoofd.

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Vidéo

Even oefenen
http://www.talenwijzer.com/trappen-van-vergelijking-comparaison-oefenen.html

Slide 35 - Diapositive