freerunning steeds populairder

Begrijpend lezen: Freerunnen
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 4-6

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Begrijpend lezen: Freerunnen

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Slide 3 - Vidéo

....en nu aan de gang...

Oriënteren op de tekst:

Oriënteren betekent: lees de titel, bekijk eventuele plaatjes, lees de inleiding en  kopjes.

Slide 4 - Diapositive

Wat weet jij al over freerunning?

Slide 5 - Carte mentale

Slide 6 - Diapositive

Lees de inleiding van de tekst.

Wat is het nieuws over freerunnen?
A
Freerunnen kent vele gevaren
B
Freerunnen vooral populair bij mensen van boven de 70
C
Freerunnen vanaf vandaag strafbaar
D
Freerunnen wordt steeds populairder, ook bij kinderen.

Slide 7 - Quiz

Welke dingen horen bij de sport freerunnen? Wat is het FOUTE antwoord
A
op verboden terreinen komen
B
mooie sprongen en salto’s maken
C
objecten gebruiken die buiten zijn
D
een parcours tot het einde volgen

Slide 8 - Quiz

Waarom is het nodig om eerst wat lessen te volgen als je wilt gaan freerunnen?
A
Je moet goed leren welke dingen buiten je wel kapot mag maken en welke niet. Dat kun je leren in de lessen.
B
Je moet goed weten hoe je veilig kunt freerunnen en wat je lijf allemaal kan. Dat kun je oefenen in de lessen.
C
Staat niet in de tekst.
D
Je moet wat ouder zijn om echt te kunnen freerunnen. In de lessen kunnen kinderen alvast wat oefeningen leren.

Slide 9 - Quiz

In regel 36 lees je: Maar dat is nu nog niet zo. Wat is nu nog niet zo
A
Dat kinderen aan wedstrijden freerunnen meedoen.
B
Dat het NK Freerunnen op 1 en 2 juni in Tilburg is.
C
Dat de sport freerunnen op de Olympische Spelen is
D
Dat er veel wedstrijden zijn in Freerunnen

Slide 10 - Quiz


Welke titel past ook goed bij deze tekst?

A
Het is hip om binnen te freerunnen
B
Kinderen mogen nu ook freerunnen
C
Steeds meer mensen doen aan freerunnen.
D
Toestemming vragen aan je ouders

Slide 11 - Quiz

Lees regel 19. Daar staat: Zo leggen ze een heel parcours af. Wat betekent het parcours?


A
de training die je volgt voor een wedstrijd
B
de tijd die een wedstrijd duur
C
de weg die je volgt bij een wedstrijd

Slide 12 - Quiz

Lees regel 21 en 22. Daar staat: Je bent vrij om te doen wat je zelf wilt. Wat betekent vrij zijn om?


A
horen
B
willen
C
mogen

Slide 13 - Quiz

Lees het stukje Wedstrijden. Wat is de beste samenvatting van dit stukje?

A
Steeds meer mensen doen aan freerunnen. Er komen steeds meer wedstrijden voor deze sport.
B
Later kun je ook freerunnen op de Olympische Spelen. Kinderen mogen daar ook aan meedoen.
C
Veel wedstrijden voor freerunnen zijn binnen. Op 1 en 2 juni zijn er ook wedstrijden voor deze sport.

Slide 14 - Quiz

.Wie mogen er meedoen aan het NK Freerunnen in Tilburg?


A
kinderen
B
volwassenen
C
jongeren
D
kinderen, volwassenen en jongeren

Slide 15 - Quiz

Lees regel 34 en 35. Daar staat: Daar mogen ook kinderen aan meedoen. Waarnaar verwijst Daar…aan?


A
de Olympische Spelen (regel 35-36)
B
wedstrijden die binnen plaatsvinden (regel 32-33)
C
het NK Freerunnen op 1 en 2 juni in Tilburg (regel 33-34)

Slide 16 - Quiz

Lees regel 45 en 46. Daar staat: Daar kun je goed mee oefenen. Waarnaar verwijst Daar…mee?


A
banken, kasten en rekstokken (regel 43-44)
B
muurtjes, paaltjes en stangen (regel 50)
C
stoepranden, bankjes en trappen (regel 51

Slide 17 - Quiz

Lees het stukje Binnen en buiten. Met welke zin zou dit stukje het beste verder kunnen gaan?

A
Zorg er wel voor dat je niemand in de weg loopt.
B
Zorg er wel voor dat je daar alleen naartoe gaat.
C
Zorg er wel voor dat je dichtbij huis blijft

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Diapositive