Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
§ 2.4 Leren budgetteren
Je leert in deze paragraaf:
Waarom het maken van een begroting verstandig is
Welke soorten uitgaven je kunt hebben
Hoe je een maandelijkse reservering berekent
Slide 2 - Diapositive
Waar denk je aan bij het woord 'begroting'?
Slide 3 - Carte mentale
Slide 4 - Vidéo
Begroting & budgetteren
Begroting (Budgetplan)
Een overzicht van je verwachte inkomsten en uitgaven voor de komende periode.
Budgetteren
Zorgen dat je uitgaven niet hoger worden dan je inkomsten
→ dus geen geld tekort komen
Slide 5 - Diapositive
scholieren.nibud.nl
Slide 6 - Lien
Geld tekort? 3 oplossingen
- Inkomsten vergroten
- Geld lenen als het echt niet anders kan
- Bezuinigen (= uitgaven verminderen)
Let op! Je kunt niet meteen op vaste lasten bezuinigen
(= abonnementen etc.)
Slide 7 - Diapositive
Reserveren / sparen
Je moet geld reserveren/sparen om onverwachte (incidentele) uitgaven te kunnen doen.
Formule:
(toekomstige aanschafwaarde - restwaarde) : aantal maanden
Slide 8 - Diapositive
Jan wil over 3 jaar een nieuwe wasmachine. Deze wasmachine kost hem dan €1250,- Zijn oude levert dan nog €170,- op. Hoeveel moet Jan per maand reserveren?
Slide 9 - Question ouverte
Jan wil over 3 jaar een nieuwe wasmachine. Deze wasmachine kost hem dan €1250,- Zijn oude levert dan nog €170,- op.
Hoeveel moet Jan per maand reserveren?
Stappen:
Hoeveel maanden is 3 jaar = 36 maanden
1250 – 170 = €1080,- moet je nog sparen/ reserveren.
1080 : 36 = €30,- per maand reserveren.
Slide 10 - Diapositive
Benzine tanken hoort bij de ...
A
Huishoudelijke uitgaven
B
Incidentele uitgaven
C
Vaste lasten
D
Wekelijkse uitgaven
Slide 11 - Quiz
Uitgaven zijn te verdelen in de volgende groepen: persoonlijke uitgaven, huishoudelijke uitgaven, vaste lasten en incidentele uitgaven. Tot welke groep behoort de reparatie van een computer?
A
Persoonlijke uitgaven
B
Huishoudelijke uitgaven
C
Vaste lasten
D
Incidentele uitgaven
Slide 12 - Quiz
Uitgaven zijn te verdelen in de volgende groepen: persoonlijke uitgaven, huishoudelijke uitgaven, vaste lasten en incidentele uitgaven. Tot welke groep behoort de aankoop van een allesreiniger?
A
Persoonlijke uitgaven
B
Huishoudelijke uitgaven
C
Vaste lasten
D
Incidentele uitgaven
Slide 13 - Quiz
Uitgaven zijn te verdelen in de volgende groepen: persoonlijke uitgaven, huishoudelijke uitgaven, vaste lasten en incidentele uitgaven. Tot welke groep behoort de contributie van een zwemclub?
A
Persoonlijke uitgaven
B
Huishoudelijke uitgaven
C
Vaste lasten
D
Incidentele uitgaven
Slide 14 - Quiz
Akki en Lidy verdienen € 1.500. Ze krijgen hun tweede kind. Zij verhogen hun budget voor hun kinderen met:
A
2 × € 195 – € 255 = € 135
B
2 × € 165 – € 255 = € 75
C
2 × € 195 – € 165 = € 225
D
2 × € 165 – € 195 = € 135
Slide 15 - Quiz
Hoe groot is ieders deel in de gezamenlijke kosten?
A
€ 700 per maand
B
€ 800 per maand
C
€ 850 per maand
D
€ 900 per maand
Slide 16 - Quiz
§ 2.4 Leren budgetteren
Aan de slag!
Maken van de opdrachten van § 2.4
Klaar?
Kijk §2.4 na (bestand staat in Teams) en daarna ga je