Herhaling ontkenning en bezittelijk voornaamwoord

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

OBJETIVOS DOELEN

Na deze les heb ik herhaald of geleerd...

1. ...hoe ik een zin ontkennend maak

2. ...hoe je bezittelijk voornaamwoorden gebruikt

3. ...wanneer je het woordje 'del' gebruikt.

Negación Ontkenning

Om een zin ontkennend te maken, zet je het woord je 'no' vóór de persoonsvorm:

WEL	NIET
Vivo en una ciudad.	No vivo en una ciudad.
Aquí hay una farmacia.	Aquí no hay una farmacia.
Tú lees un libro.	Tú no lees un libro.

Maak ontkennend:
Mi casa está en el centro.

Maak ontkennend:
Joost tiene un estuche.

Maak ontkennend:
Nosotros vivimos en este barrio.

Posesivos Bezittelijk voornaamwoorden

Enkelvoud

Mi

Tu

Su

Meervoud

Mis

Tus

Sus

Mijn

Jouw

Zijn / haar / Uw

Let op: 

In het Spaans verandert het bezittelijk vnw. als dat wat je bezit ev. of mv. is!

Voor 'zijn', 'haar' en 'uw' wordt allemaal hetzelfde woord gebruikt. 

mijn boeken

1. mi libros
2. mi libro
3. mis libros
4. sus libros

haar huis

1. su casa
2. sus casa
3. tu casa
4. sus casas

jouw boeken

1. mis libros
2. mi libros
3. tus libros
4. tu libros

Aquí están [mijn] tiendas favoritas.

¿Dónde está [jouw] casa?

Mi hermano se llama Guus.
[zijn] habitación está aquí.

[zijn] hobbys son jugar a fútbol y chatear con amigos.

de + el

Sommige voorzetsels bevatten het woordje 'de'. Bijvoorbeeld:

• al lado de      - naast
• enfrente de  - tegenover

Als daar het lidwoord 'el' achter komt, worden die woorden samengetrokken.

Mi cama está al lado del armario.

de + el

'de' en 'el' worden ALTIJD samengevoegd tot 'del'.

Maar: 'de' wordt alléén met 'el' samengevoegd:

• Mi cama está al lado del armario.
• La pelota está al lado de los carteles.
• Mi cama está enfrente de la puerta.
• Mi escritorio está debajo de las ventanas.

La puerta está enfrente [...] ventanas.

1. del
2. de la
3. de las
4. de los

El cartel está encima [...] armarios.

1. del
2. de la
3. de las
4. de los

El bolígrafo está al lado [...] estuche.

El alumno está detrás [...] mesa.

Jugamos 'veo, veo...'

• Veo, veo... 
• ¿Qué ves? 
• Veo algo que está...

Kies een voorwerp in het lokaal. Beschrijf in 4 zinnen waar het zich bevindt. Bijvoorbeeld: naast het raam, op het bureau, achter de computer...

Je klasgenoten en ik gaan straks raden welk voorwerp je bedoelt.

(Al eerder klaar? Beschrijf nog een voorwerp.)