Vraagzinnen

Vraagzinnen
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Vraagzinnen

Slide 1 - Diapositive

Sleep de woorden naar de goede plaats. 
1
2
3
Het
is
wintertijd.

Slide 2 - Question de remorquage

Sleep de woorden naar de goede plaats. 
1
2
3
kort.
De dagen
zijn

Slide 3 - Question de remorquage

Sleep de woorden naar de goede plaats. 
1
2
3
verandert
2 keer per jaar.
De tijd

Slide 4 - Question de remorquage

Sleep de woorden naar de goede plaats. 
1
2
3
De zomertijd
de normale tijd.
is

Slide 5 - Question de remorquage

      Heven                        studeert                   voor de toets.
      Ik                                 doe                            een dutje.
      De klok                      hangt                        aan de muur.
      De leerlingen           gaan                          naar huis. 

 


onderwerp
persoonsvorm
rest

Slide 6 - Diapositive

vraagwoorden

Slide 7 - Carte mentale

WAT?
Wat is de normale tijd?
De zomertijd is de normale tijd.
Wat = een ding

Slide 8 - Diapositive

WIE?
Wie studeert voor de toets?
Heven studeert voor de toets.
Wie = personen

Slide 9 - Diapositive

WAAR?
Waar hangt de klok?
De klok hangt tegen de muur.
Waar = plaats 

Slide 10 - Diapositive

WANNEER?
Wanneer verandert het uur?
In oktober verandert het uur.
Wanneer = datum/tijd

Slide 11 - Diapositive

Waarom?
Waarom is de zomertijd beter?
Omdat het langer licht is.
Waarom = reden 

Slide 12 - Diapositive

Hoe?
Hoe gaan de leerlingen naar school?
De leerlingen gaan naar school met de bus.
Hoe = manier

Slide 13 - Diapositive

_______ is moe?
A
Wie
B
Wat
C
Wanneer
D
Hoe

Slide 14 - Quiz

_____ doe je?
A
Wie
B
Wat
C
Hoe
D
Wanneer

Slide 15 - Quiz

______ is boos?
A
Wanneer
B
Waar
C
Wat
D
Wie

Slide 16 - Quiz

_________ ben je thuis? Om tien uur.
A
Waar
B
Wanneer
C
Waarom
D
Hoe

Slide 17 - Quiz

_________ is de school? In Leuven.
A
Wie
B
Wanneer
C
Waarom
D
Waar

Slide 18 - Quiz

___________ hebben we de toets van de VTT? Maandag.
A
Waar
B
Wanneer
C
Waarom
D
Hoe

Slide 19 - Quiz

_______ ga jij naar school? Om Nederlands te leren.
A
Wie
B
Hoe
C
Waarom
D
Waar

Slide 20 - Quiz

______ kom jij naar school? Met de bus.
A
Waarom
B
Hoe
C
Wat

Slide 21 - Quiz

Vraagwoordvragen
De leerling komt met de bus naar school.




Hoe komt de leerling naar school?

Slide 22 - Diapositive

Wanneer      studeert       Heven                  voor de toets?
Waarom          doe              ik                              een dutje?
Waar               hangt          de klok?
Hoe                  gaan         de leerlingen          naar huis?

onderwerp
pv
rest
vraagwoord
Vraagwoordvragen

Slide 23 - Diapositive

Sleep de woorden naar de goede plaats. 
1
2
3
het
is
wintertijd?

Slide 24 - Question de remorquage

Sleep de woorden naar de goede plaats. 
1
2
3
verandert
2 keer per jaar?
de tijd

Slide 25 - Question de remorquage

Sleep de woorden naar de goede plaats. 
1
2
3
de klok
aan de muur?
hangt

Slide 26 - Question de remorquage

ja/nee-vragen
De leerling komt met de bus naar school.




Komt de leerling met de bus naar school?

Slide 27 - Diapositive

Studeert      Heven                      voor de toets?
Doe                  ik                              een dutje?
Hangt          de klok?
Gaan            de leerlingen           naar huis?

onderwerp
pv
rest
ja/nee-vragen

Slide 28 - Diapositive

Let op!
Vraagzin met jij? 
T WEG

Jij loopt naar school.
Loop jij naar school?

DUS: ik-vorm van het werkwoord.

Slide 29 - Diapositive

komt
hij
morgenmiddag

Slide 30 - Question de remorquage

lezen
het boek
zij

Slide 31 - Question de remorquage

gaan
naar de bibliotheek
wij

Slide 32 - Question de remorquage

fietsen
de leerlingen
op woensdag?

Slide 33 - Question de remorquage

Maak een ja/nee-vraag:
Aminata gaat elke dag naar school.

Slide 34 - Question ouverte

Maak een vraagwoordvraag:
Jij zwemt altijd op vrijdag.

Slide 35 - Question ouverte

Maak een ja/neevraag:
Alisa tekent graag.

Slide 36 - Question ouverte

Maak een vraag:
vissen / in het water / leven

Slide 37 - Question ouverte

Maak een vraag:
altijd mopjes / maakt / jij

Slide 38 - Question ouverte

Maak een vraag:
niet / wie / maakt / zijn taak

Slide 39 - Question ouverte

Maak een vraag:
een jas / waarom / draag / jij

Slide 40 - Question ouverte

Slide 41 - Lien

Maak een vraag over de tekst.
Dit weekend begint de wintertijd weer. In de nacht van zaterdag op zondag zetten we de klok één uur terug: drie uur 's nachts wordt twee uur. De wintertijd is eigenlijk de normale tijd. Die begint elk jaar op de laatste zondag van oktober en eindigt op de laatste zondag van maart.

Slide 42 - Question ouverte