Instructie 1.3 en LO1.1 en LO1.2

1 / 46
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive


Wat is waar?
A
Cel 1: Plantaardige cel Cel 2: Dierlijke cel
B
Cel 1: Dierlijke cel Cel 2: Plantaardige cel

Slide 25 - Quiz

Hoe heet nummer 2?
A
Celkern
B
Celplasma
C
Celmembraan

Slide 26 - Quiz

Wat is de functie van de celkern?
A
Regelt alles wat er in cel gebeurt.
B
Beschermt de cel.
C
Zorgt voor fotosynthese.
D
Zorgt voor de stevigheid van de cel.

Slide 27 - Quiz

Wat is het buitenste laagje om een plantaardige cel?
A
Celmembraan
B
Celwand

Slide 28 - Quiz

Welk onderdeel van de plantaardige cel zorgt ervoor dat fotosynthese kan plaatsvinden?
A
De celwand.
B
De celkern.
C
De bladgroenkorrels.
D
Het cytoplasma.

Slide 29 - Quiz

Alle dierlijke cellen zien er hetzelfde uit.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 30 - Quiz

De appel verandert van kleur doordat de bladgroenkorrels worden omgezet in kleurstofkorrels
A
Fout
B
Goed

Slide 31 - Quiz

Sleep het organel naar de juiste afbeelding
Alleen Plantencel
Planten- en dierlijke cel
Celkern
celmembraan
Plastide
Celwand
Cytoplasma
Vacuole
Kernmembraan

Slide 32 - Question de remorquage

- Dieren hebben veel verschillende ________
- Cellen van mensen hebben                                                 ____________ kenmerken als cellen van dieren.
-De __________  regelt alles wat er in de cel gebeurt.
-Een dierlijke cel bestaat voor een groot deel 
uit _____
-Om de cellen van dieren ligt een _________
Dezelfde 
Celmembraan 
Celplasma
Celkern 
Cellen 

Slide 33 - Question de remorquage

revolver
objectief
oculair
tubus
draaibaar magazijn
houder van het oculair
ooglens, vergroot 10x
lens, vergroot 4x, 10x en 40x

Slide 34 - Question de remorquage

Hoe begin je?
A
Tafel eerst helemaal naar beneden draaien
B
Tafel eerst helemaal naar boven draaien

Slide 35 - Quiz

Je hebt geen scherp beeld.
Wat doe je dan?
A
Je draait aan de grote schroef
B
Je draait aan de kleine schroef
C
Je draait aan de revolver
D
Je draait aan de diafragma

Slide 36 - Quiz

Je wilt meer licht. Wat doe je dan?
A
Je draait aan de revolver
B
Je draait aan de grote schroef
C
Je draait aan de diafragma
D
Je zet de lamp sterker

Slide 37 - Quiz

Je wilt een andere vergroting. Wat doe je dan?
A
Je draait aan de grote schroef
B
Je draait aan de kleine schroef
C
Je draait aan de revolver
D
Pech gehad, kan niet

Slide 38 - Quiz

Met welk onderdeel van de microscoop draai je een ander objectief met een grotere vergroting voor?
A
Oculair
B
Revolver
C
Tubus
D
Tafel

Slide 39 - Quiz

met welk onderdeel kunnen we licht regelen bij microscoop
A
objectief
B
grote schroef
C
diafragma
D
revolver

Slide 40 - Quiz

Waarvoor dient het oculair van een microscoop?
A
Hier vergroot je het preparaat
B
Hiermee stel je scherp
C
Hier pak je de microscoop vast
D
Hiermee regel je de hoeveelheid licht

Slide 41 - Quiz

oculair
statief
tafel
tubus
voet
lamp

Slide 42 - Question de remorquage

Wat voor een soort tekening is deze vlinder?
A
Schematische tekening
B
Natuurgetrouwe tekening

Slide 43 - Quiz

Hoe heet het voorwerp wat je onder de microscoop gaat bekijken?
A
Het preparaat
B
Het dekglas
C
Het voorwerp glas
D
Een blad

Slide 44 - Quiz

Wat is de totale vergroting bij een oculair van 10x en een objectief van 40x?
A
4x
B
40x
C
400x
D
4000x

Slide 45 - Quiz

Jasmijn kijkt door haar microscoop. Haar oculair vergroot 10x en haar objectief 5x. Hoe vaak is haar beeld vergroot?
A
5x
B
15x
C
50x
D
500x

Slide 46 - Quiz