3G LTC week 44 en 45

• Latijn
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Woensdag 2 november

1. 5 minuten lezen en huiswerkcheck 

2. 14A

-bespreken 

-verder vertalen 

3. informatie PW W46 

Lesdoelen

Je kunt aantonen dat je de tekst begrijpt op inhoudelijk en grammaticaal vlak. 

14A t/m r.10: kijk na 

1)Nadat deze dingen gebeurd waren, stelde God Abraham op de proef, en hij zei tot hem: “Abraham, Abraham.” En hij antwoordde: “Ik ben aanwezig.” Hij zei aan hem: “Neem je eniggeboren zoon, van wie jij houdt, Isaac, en ga naar het land van Moria, en daar zul je hem offeren (boven)op een (5) van de bergen, die ik jou zal tonen.” Terwijl Abraham dus onmiddellijk na de nacht/’s morgens vroeg opstond, voorzag hij zijn ezel van een zadel, terwijl hij twee slaven met zich meenam en Isaac zijn zoon: en toen hij hout had gehakt voor het offer, ging hij weg naar de plaats, die God hem had voorgeschreven. Op de derde dag echter, nadat hij zijn ogen had opgeheven, zag hij op een afstand de plek: en hij zei tegen zijn jongens: “Wacht hier (10) met de ezel.

r. 1 quae... gesta sunt: welke dingen worden hiermee bedoeld?

r. 3 -unigenitum: waarom is deze informatie relevant in het verhaal?

Zoek op wat wordt bedoeld met 'het land van Moria'

r.5- Nocte: verklaar de naamval.

duos en iuvenes congrueren met elkaar

1. waar
2. niet waar

r. 8 praeceperat: welke tijd?

1. praesens
2. imperfectum
3. perfectum
4. plusquamperfectum

r. 3-8. Wat moet Abraham precies doen en hoe reageert hij hierop?

Die tertio: verklaar de naamval

pueros: hoe werden deze personen eerder aangeduid in deze tekst?

Ga verder in 14A

HW donderdag= tekst af!

revertemur: waarom is deze vorm hier vreemd? (tip: kijk naar getal)

3. Leerstof PW

Donderdag 3 november

1. 5 minuten lezen 

2. 14A bespreken

3. verder in 14B 

Lesdoel: je kunt aantonen dat je de teksten begrijpt op inhoudelijk en grammaticaal vlak.

Woensdag 9-11

1. Tekst 14B afronden

2. Cultuur: VERSCHILLENDE VOLKEREN: NIEUWE GODSDIENSTEN

r.7 met welke woorden geeft de engel aan dat Abraham het offer NIET moet uitvoeren?

r. 7 Congrueert tuam met manum of puerum?

Wie of wat offert Abraham wel? Citeer.

multiplicabo semen tuum (r. 15). Kennelijk is dit de beloning van God aan Abraham, omdat hij de opdracht van God heeft uitgevoerd.
Waarmee wordt het talrijke semen tuum in het vervolg vergeleken? Noem twee dingen.

Met welk Latijns woord uit het voorafgaande (rr. 5-11) staat multiplicabo semen tuum in contrast?

Dicens= welke vorm?

Wat wordt bedoeld met portas?

2. Cultuur

Verschillende volkeren, nieuwe godsdiensten