Taal: beeldspraak

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Taal: stijl

Cursus 3

Voordat we beginnen:

Pak je boek op blz. 78

§5 Beeldspraak

Welkom 2M

Beeldspraak

Beeldspraak is niet letterlijk, maar figuurlijk.

voorbeeld:

De zandkorrels kietelden de zolen van mijn voet.

Beeldspraak:

Vergelijking: 

Je vergelijkt iets of iemand met iets of iemand anders.

Voorbeeld: 

Kees is zo sterk als een beer.

In een vergelijking staat meestal: als of zoals.

Zo licht als ......

1. een donzen dekbed
2. een veertje
3. het maar zijn kan
4. ik

Zo plat als ...

1. een dobbelsteen
2. een euro
3. een stuiver
4. een dubbeltje

Zo mak als ....

1. een lammetje
2. een schaap
3. een hondje
4. een paard

Beeldspraak

Uitdrukkingen:

Een vaste combinatie van woorden.

Bijvoorbeeld:

Lachen als een boer met kiespijn.

Beeldspraak

Personificatie = Daarbij krijgt iets wat niet menselijk is een menselijke eigenschap.

Bijvoorbeeld: 

De storm huilde om ons huis.

Wat is in de volgende zin de personificatie?

Onze tuin snakt naar regen

Welke uitspraak is een personificatie?

1. De wind blies door het huis.
2. Zij maakt haar schoen schoon.
3. De tafel is vies geworden.
4. Het vlees wordt goed gebraden.

Welke uitspraak is een personificatie?

1. Koken is een fijne bezigheid.
2. Ari vindt zijn cadeaus erg mooi.
3. Buiten spelen schijnt beter te zijn dan binnen spelen.
4. Deze e-mail bespreekt belangrijke punten.

Wat is de personificatie in de volgende zin:

De bomen wiegen in de wind.

Wat is de personificatie in deze zin:
Dit schilderij leert ons veel over de klederdracht van de 17e eeuw.

Beeldspraak en gedichten

Beeldspraak vind je vaak in gedichten.

Eb is een verlegen zee.

Vloed een zee vol moed.

Als jij kijkt – eb ik weg.

Spaar ik moed voor later.

Als ik eb – kijk jij weg.

Spring je in het water.

Maar,

morgen zal ik dapper vloed,

morgen zal ik overstromen, zal ik als brutale branding bij je op de koffie komen.

De schrijver vergelijkt 'eb' met 'verlegen'. Wat is de overeenkomst?

Geef twee voorbeelden van een
personificatie in het gedicht.

Eb is een verlegen zee.

Vloed een zee vol moed.

Als jij kijkt – eb ik weg.

Spaar ik moed voor later.

Als ik eb – kijk jij weg.

Spring je in het water.

Maar,

morgen zal ik dapper vloed,

morgen zal ik overstromen, zal ik als brutale branding bij je op de koffie komen.

Waar gaat het over in dit gedicht?

Opdrachten maken

Boek blz. 78

Opdracht 1 en 2