Ma 7 oktober De trappen van vergelijking

trappen van vergelijking
Doel: snappen en kunnen toepassen van de trappen van vergelijking 
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

trappen van vergelijking
Doel: snappen en kunnen toepassen van de trappen van vergelijking 

Slide 1 - Diapositive

Trappen van vergelijking

Slide 2 - Diapositive

Trappen van vergelijking
Trappen van vergelijking

Slide 3 - Diapositive

Vergelijking
Wat is dat?

Slide 4 - Diapositive




  • goed - beter - best
  • veel - meer - meest
  • weinig - minder - minst
  • graag (‘met plezier’) - liever - liefst
  • kwaad (‘erg’) - erger - ergst
  • (maar: kwaad (‘boos’) - kwader - kwaadst)



  • blond - blonder - blondst
  • nieuw - nieuwer - nieuwst
  • groot - groter - grootst
  • lief - liever - liefst
  • chic - chiquer - chicst
     Trappen van vergelijking

Slide 5 - Diapositive

stellende trap
vergrotende trap
overtreffendetrap
groot
groter
grootst
duur
duurder
duurst
fijn
fijner
fijnst
dom
dommer
domst
Trappen van vergelijking

Slide 6 - Diapositive

Trappen van vergelijking
Bijvoeglijke naamwoorden hebben drie trappen van vergelijking:






Let op! Soms verandert het hele woord: goed/beter/best
de stellende trap:
lief
Albert is lief.
de vergrotende trap:
liever
Barry is liever.
de vergrotende trap:
liefst
Chris is het liefst.

Slide 7 - Diapositive

Trappen van vergelijking

Slide 8 - Diapositive

Trappen van vergelijking

Slide 9 - Diapositive

Noteer de trappen van vergelijking van het woord 
 'traag'.
1
2
3
 traag
trager
traagst

Slide 10 - Question de remorquage

Wat is de volgorde van de trappen van vergelijking van ...?

lief
A
lief, liefer, liefst(e)
B
liefst(e), liever, lief
C
lief, liever, liefst(e)
D
liever, lief, liefst(e)

Slide 11 - Quiz

Hoeveel trappen van vergelijking zijn er?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 12 - Quiz

Wat is de volgorde van de trappen van vergelijking van...?

veel
A
veel, meer, meest(e)
B
meer, minder, meest(e)
C
veel. meest(e), meer
D
veel, meest(e), minst

Slide 13 - Quiz

Trappen van vergelijking:
meer =
A
vergelijkende trap
B
overtreffende trap
C
vergrotende trap

Slide 14 - Quiz

De trappen van vergelijking:
dwaas-dwazer-...
A
dwaasts
B
dwazerst
C
dwaast

Slide 15 - Quiz

Trappen van vergelijking:
vreemd - vreemder - .............
A
vreemdst
B
vreemst
C
meest vreemd

Slide 16 - Quiz

Trappen van vergelijking
weinig=
A
stellende trap
B
overtreffende trap
C
vergrotende trap

Slide 17 - Quiz

Wat is de volgorde van de trappen van vergelijking van veel ?
A
veel, meer, meest(e)
B
meer, minder, meest(e)
C
veel. meest(e), meer
D
veel, meest(e), minst

Slide 18 - Quiz

Wat zijn de trappen van vergelijking?
A
stellende trap overtreffende trap vergrotende trap
B
vergrotende trap stellende trap overtreffende trap
C
stellende trap vergrotende trap overtreffende trap
D
overtreffende trap stellende trap vergrotende trap

Slide 19 - Quiz

Welke 'trappen van vergelijking' zijn goed?
A
mooi - meer mooi - mooist
B
mooi - mooier - mooist
C
mooi - lelijker - lelijkst
D
mooi - minder mooi - lelijk

Slide 20 - Quiz

Noteer de trappen van vergelijking van het woord 
 'traag'.
1
2
3
 traag
trager
traagst

Slide 21 - Question de remorquage

Trappen van vergelijking
Stellende trap
Vergrotende trap
Overtreffende trap
Groot
Groter
Grootst

Slide 22 - Question de remorquage

Zet de trappen van vergelijking in de goede volgorde. 
1
2
3
de stellende trap
de vergrotende trap
de overtreffende trap

Slide 23 - Question de remorquage

groot - groter - grootst
  1. Jij bent groot.
  2. Ik ben groter.
  3. Hij is het grootst.

  1. Jij bent net zo groot als ik.
  2. Hij is groter dan ik.
  3. Hij is de grootste van het stel


Slide 24 - Diapositive

Is het hij is groter dan mij of groter dan ik?

Hij is groter dan ik (ben)
Hij is groter dan mij (ben)

Slide 25 - Diapositive