Herhalen Taal 1 H3
1 / 25
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Welke vraag stel je om het meewerkend voorwerp te vinden?
A
wie/wat + PV?
B
wie/wat + PV + OW?
C
aan wie / voor wie?
D
hoe? waarom? wanneer?
Slide 2 - Quiz
Welke vraag stel je om het onderwerp te vinden?
A
wie/wat + PV?
B
wie/wat + PV + OW?
C
aan wie / voor wie?
D
hoe? waarom? wanneer?
Slide 3 - Quiz
Welke vraag stel je om de bijwoordelijke bepaling te vinden?
A
wie/wat + PV?
B
wie/wat + PV + OW?
C
aan wie / voor wie?
D
hoe? waarom? wanneer?
Slide 4 - Quiz
Welke vraag stel je om het lijdend voorwerp te vinden?
A
wie/wat + PV?
B
wie/wat + PV + OW?
C
aan wie / voor wie?
D
hoe? waarom? wanneer?
Slide 5 - Quiz
Wat is het zinsdeel in caps lock?
De leverancier bedankte zijn favoriete afnemer HARTELIJK.
De leverancier bedankte zijn favoriete afnemer HARTELIJK.
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Bijwoordelijke bepaling
Slide 6 - Quiz
Wat is het zinsdeel in caps lock?
DE LEVERANCIER bedankte zijn favoriete afnemer hartelijk.
DE LEVERANCIER bedankte zijn favoriete afnemer hartelijk.
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Bijwoordelijke bepaling
Slide 7 - Quiz
Wanneer gebruik je 't x-kofschip?
(meerdere antwoorden mogelijk)
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
Bij de verleden tijd
B
Bij het voltooid deelwoord
C
Bij de tegenwoordige tijd
D
Bij het bijvoeglijk naamwoord
Slide 8 - Quiz
Vul de juiste vervoeging in:
Joran heeft gisteren zijn Instagram ...... (deleten).
Joran heeft gisteren zijn Instagram ...... (deleten).
A
gedeleet
B
gedeleted
C
gedeletet
D
verdeleet
Slide 9 - Quiz
Vul de juiste vervoeging in:
Opa ...... (grillen) vroeger kerst een haas.
Opa ...... (grillen) vroeger kerst een haas.
A
grillde
B
grilde
C
grillte
D
grilte
Slide 10 - Quiz
Vul de juiste vervoeging in:
Jullie ...... (antwoorden) gisteren heel verbaasd.
Jullie ...... (antwoorden) gisteren heel verbaasd.
A
antwoorden
B
antwoorten
C
antwoorde
D
antwoordden
Slide 11 - Quiz
Waarom is deze samentrekking foutief?
Gisteren kocht ik een agenda en mijn ouders een kalender.
Gisteren kocht ik een agenda en mijn ouders een kalender.
A
Betekenis
B
Getal
C
Grammaticale functie
Slide 12 - Quiz
Waarom is deze samentrekking foutief?
Het ziekenhuis is goed bevallen, en Isa ook van haar dochter.
Het ziekenhuis is goed bevallen, en Isa ook van haar dochter.
A
Betekenis
B
Getal
C
Grammaticale functie
Slide 13 - Quiz
Waarom is deze samentrekking foutief?
Roken is ongezond, en doe ik daarom nooit.
Roken is ongezond, en doe ik daarom nooit.
A
Betekenis
B
Getal
C
Grammaticale functie
Slide 14 - Quiz
Vul het juiste verwijswoord in:
De hond ...... Lotte erg gehecht was is weggelopen.
De hond ...... Lotte erg gehecht was is weggelopen.
A
aan wie
B
waaraan
Slide 15 - Quiz
Vul het juiste verwijswoord in:
De politieman ...... me aanhield was erg vriendelijk.
De politieman ...... me aanhield was erg vriendelijk.
A
die
B
wie
C
dat
D
wiens
Slide 16 - Quiz
Vul het juiste verwijswoord in:
Ik laat de keuze over aan ...... .
Ik laat de keuze over aan ...... .
A
hun
B
hen
Slide 17 - Quiz
Vul het juiste verwijswoord in:
Het is ...... keuze.
Het is ...... keuze.
A
hun
B
hen
Slide 18 - Quiz
Vul het juiste verwijswoord in:
Het mooiste hotel ...... ik ooit heb meegemaakt.
Het mooiste hotel ...... ik ooit heb meegemaakt.
A
dat
B
welk
C
wat
Slide 19 - Quiz
Met of zonder -n?
Ikea heeft op Tweede Paasdag ...... bezoekers.
Ikea heeft op Tweede Paasdag ...... bezoekers.
A
duizenden
B
duizenden
Slide 20 - Quiz
Met of zonder -n?
...... haalden een tien voor de taaltoets.
...... haalden een tien voor de taaltoets.
A
Alle
B
Allen
Slide 21 - Quiz
Met of zonder -n?
...... katten hebben me gekrabd.
...... katten hebben me gekrabd.
A
Beide
B
Beiden
Slide 22 - Quiz
Met of zonder -n?
Zij is een van de ...... .
Zij is een van de ...... .
A
lieve
B
lieven
Slide 23 - Quiz
Hoe moeilijk wordt de taaltoets voor jou?
Heel makkelijk
Een beetje makkelijk
Een beetje moeilijk
Heel moeilijk
Slide 24 - Sondage
Heb je nog vragen over de theorie?
