20230314 Dinsdag

Dinsdag 14 maart 2023
Goedemorgen!
Lever je mobiel in.
Pak jouw chromebook.

1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
MentorlesVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 180 min

Éléments de cette leçon

Dinsdag 14 maart 2023
Goedemorgen!
Lever je mobiel in.
Pak jouw chromebook.

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

OCHTEND

08.15 - 08.30 Jeugdjournaal
08.30 - 09.15 WISKUNDE
09.15  - 10.00 NEDERLANDS                  10.00 - 10.15 Pauze
10.30 - 12.00 TECHNIEK

MIDDAG

12.00 - 12.30 Pauze
12.30 - 13.15 NASK
13.15 - 13.45 ENGELS
13.45 - 14.15 Werk afmaken/Keuze

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Lien

WISKUNDE

Slide 5 - Diapositive

Leerdoel

BK Na deze les kan ik de schaal berekenen die bij een tekening/voorwerp hoort.

TL Na deze les ken ik de begrippen origineel en beeld.
      Na deze les kan ik rekenen met een factor tussen 0 en 1.
KB:                                                      TL:
Joella                                                  Renso
Dani                                                    Jacco
Luca Vis                                             Jan Douwe
Luca Kastl
Tygo
Bjorn
Jordi

KB krijgt nu instructie.
TL gaat nu starten met §6.3 Factor tussen 0 en 1 .
Als KB aan het werk gaat, volgt de instructie voor TL.

Slide 6 - Diapositive

Hoe bereken je de schaal van een tekening of voorwerp?

1. Meet in de tekening de lengte van een voorwerp waarvan je de werkelijke maat weet.
2. Vul de getallen in bij de pijlenketting.
    Zorg ervoor dat je dezelfde lengtemaat            gebruikt.
3. Bereken de vergrotingsfactor (of factor).
4. Schrijf de schaal op.




Slide 7 - Diapositive

Maken
BK De opdrachten bij §6.3 Schaal berekenen.

Over 20 minuten sluiten wij de les gezamenlijk af.
Ben je klaar dan doe je even iets voor jezelf.
Nu volgt de instructie voor TL.

Slide 8 - Diapositive

Origineel en beeld
De figuur die je vergroot, heet origineel en de vergroting heet beeld.
Als je het origineel met een factor groter dan 1 vermenigvuldigt, dan wordt de figuur groter.
Als je het origineel met een factor tussen de 0 en de 1 vermenigvuldigt, dan wordt de figuur kleiner.
Ook dit wordt vergroten genoemd, ook al wordt de figuur kleiner.


Slide 9 - Diapositive

Hoe bereken je de onbekende maten bij een vergroting?

1. Bereken de factor.
2. Bereken de onbekende maat of maten in de vergroting.
    Gebruik hierbij de pijlenketting.


Slide 10 - Diapositive

Maken
TL De opdrachten bij §6.3 Factor tussen 0 en 1.

Slide 11 - Diapositive

NEDERLANDS

Slide 12 - Diapositive

Hoofdstuk 6 VAKANTIE!   
Leerdoel

KB + TL In deze les leer je werkwoorden spellen.
KB:                              TL:
Joella                            Renso
Dani                              Jacco
Luca Vis                       Jan Douwe
Luca Kastl
Tygo
Bjorn
Jordi

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Lien

Hoofdstuk 6 VAKANTIE!   
Maken
KB De opdrachten bij Taalverzorging 2: Werkwoordspelling.
TL De opdrachten bij Werkwoordspelling | Taalverzorging.


KB:                              TL:
Joella                            Renso
Dani                              Jacco
Luca Vis                       Jan Douwe
Luca Kastl
Tygo
Bjorn
Jordi

Slide 15 - Diapositive

TECHNIEK
van 10.30 uur tot 12.00 uur
van mevrouw Japenga
Techniek lokaal CSG Bogerman

Slide 16 - Diapositive

NASK

Slide 17 - Diapositive

NASK Hoofdstuk 8 GELUID
Leerdoel BK
  • Na deze les kun je uitleggen wat een klankkast is.
  • Na deze les kun je voorbeelden noemen van snaarinstrumenten.
  • Na deze les kun je uitleggen met welke snaren je lage en hoge tonen krijgt.

Slide 18 - Diapositive

Een snaarinstrument stemmen
Snaren kun je spannen. Spannen betekent: de snaren strakker aantrekken. Meestal gaat dat met een schroef op het instrument (afbeelding 2). Een strakke snaar geeft een hoge toon. Maak je de snaar losser, dan wordt de toon lager. Op die manier kun je het instrument stemmen (afbeelding 3). De tonen klinken dan weer zuiver.

In afbeelding 3 houdt een gitarist een stemvork op de gitaar. Een stemvork geeft altijd dezelfde toon. De gitarist luistert naar de toon van de stemvork en naar de toon van de gitaar. Op die manier hoort hij of de toon van de gitaar goed is. Als de toon te laag is, moet hij de snaar strakker maken. De toon wordt dan hoger. Als de toon te hoog is, moet hij de snaar losser maken. Bij de goede toon is de snaar precies strak genoeg.

Als je een stemvork gebruikt, moet je heel goed kunnen horen (afbeelding 4). Veel mensen gebruiken daarom liever een digitaal stemapparaat (afbeelding 5). Dat apparaat ‘luistert’ naar de toon. Op het scherm zie je of de toon goed is.

Slide 19 - Diapositive

NASK Hoofdstuk 8 GELUID
Maken:
BK De opdrachten van §8.3 Muziekinstrumenten afmaken.
TL De opdrachten 1 t/m 10 van §8.2 Toonhoogte en frequentie maken.
KB:                           TL:
Joella                       Renso
Dani                         Jacco
Luca Vis                  Jan Douwe
Luca Kastl
Tygo
Bjorn
Jordi

Slide 20 - Diapositive

ENGELS

Slide 21 - Diapositive