Les 8 : écouter + lidwoord Unité 1 (2 oktober, 1BCD)

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Bonjour, ga lekker zitten en pak je spullen

La question du jour

Comment ça va ?

Aan het einde van de les:

* heb je een kort gesprekje in het Frans gevoerd

* ken je de Franse lidwoorden en heb je geoefend met hoe je ze moet gebruiken.

1. Apprendre 4 (dictée)

2. Parler en français !

3. Grammaire II

4. Travaillez 

5. Les devoirs (huiswerk)

> Exercice 15 A (page 21) = 3 min

> Exercice 15 B

1. Wat ? Voer een gesprekje met elkaar

2. Hoe ? Travaillez à deux

3. Tijd ? 3 minutes

Wat weet je over lidwoorden?

Dus in het Nederlands heb je .........

Maak: exercice 16 B

Er zijn geen echte regels

Behalve als het heel duidelijk is!

Je moet ze dus leren....

Enkelvoud: le                Meervoud: les

               la

               l'

Zelfstandig naamwoord

+ le -> mannelijk (m)

+ la -> vrouwelijk (v)

+ les -> meervoud (mv)

+ l' -> klinkers & 'stomme h'

OPDRACHT

Schrijf de 5 woorden over

Vul het juiste lidwoord in

Max. 3 minuten

Als je klaar bent vergelijk je diegene naast je...

C'est parti!

1. .......... ville        (de stad - v)
2. .......... livre       (het boek - m)
3. .......... garçon (de jongen - m)
4. .......... ami    (de vriend -  m)
5. .......... filles     (de meisjes - v/mv)

Hoe vertaal je dan het lidwoord 'een' ?

Voor het lidwoord 'een' gebruik je in het Frans:

mannelijk - un

vrouwelijk - une

meervoud - des

Bij meervoud gebruik je in het Nederlands geen lidwoord. In het Frans gebruik je 'des'

Schema lidwoorden

lidwoord	mnl	vwl	mv
bepaald (de/het)	le/l'	la/l'	les
onbepaald (een)	un	une	des

thiemo.thiememeulenhoff.nl

Quoi? Wat?

Exercice 16 B + 16 C + 16 D page 26/27

Hoe ? Comment?

In je boek, alleen

Tijd ? 

Rest van de les

Fini ? Klaar?

maken exercice 16 D + 16 E 

OF leren apprendre 1,2,4

Au travail !

ZS

SO op 18 oktober

Leren:

1. apprendre 1, 2 en 4, page 36+37 

2. apprendre 3 = être, page 19 + 37

3. apprendre 5 = lidwoord, page 37/38

Aan het einde van de les:

* heb je een kort gesprekje in het Frans gevoerd

* ken je de Franse lidwoorden en heb je geoefend met hoe je ze moet gebruiken.

Les devoirs (4 octobre)

> Apprendre 1+2+3+4 leren/herhalen, page 32/33

Gebruik het spelletje in Teams voor être

> Apprendre 5, page 23 + 33 = lidwoord leren

> afmaken 16 B + 16 C + 16 D

Quoi? Wat?

keuze 1: être oefenen via Wordwall (Teams)

keuze 2: woordjes leren apprendre 1 + 2 (maak een studyGo account aan)

Teamscode : 

kdfmhma = 1C        qtscswo = 1D

ukr9ym8 = 1B

Menu au choix

> Apprendre 1 samen doornemen (page 32)

> Vlog kijken en luisteren (page 12)

> Maken : exercice 1 + 2 (page 12)

> Je kunt de woordjes uit je boek leren, leg een hand of een papiertje over de vertaling en leer F-N en N-F

> Je kunt de woordjes overschrijven in je schrift (tip! Zo onthoud je het beter!), linkerhelft van de bladzijde het Frans en andere helft Nederlands

> Je kunt dit ook digitaal doen, bijvoorbeeld via StudyGO of Quizlet

> Je kunt 'flashcards' maken, met op de ene kant het Franse woord en op de achterkant de Nederlandse vertaling. Maak een stapel van de woorden die je kent en de woorden die je nog beter moet leren.

Hoe leer je woordjes?

> Faites een woordweb 

> Lisez: Bonjour page 10 et 11

> faites questions 1 et 2 page 11

> contrôlez question 1 et 2 ensemble

Quoi? faites exercice 1 et 2 page 11 

Comment? tout seul

Aide?: boek, woordenboek 

Durée? 10 minuten 

Pourquoi? om kennis te maken met de Franse cultuur, landen en producten. 

Fini? leer je nieuwe Franse zinnen

> Je leert en maakt kennis met de Franse cultuur en gebruiken. 

> Je leert welke landen/werelddelen Frans zijn en welke producten afkomstig zijn uit Frankrijk