TL4: spellingquiz

Spellingquiz
Wat weet ik nog?
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 4

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Spellingquiz
Wat weet ik nog?

Slide 1 - Diapositive

Welke spellingsregels vind je het moeilijkst?
Werkwoordspel-ling
Samenstel-lingen met tussenletters
Woorden met apostrof, trema, koppelteken
Hoofdletters en leestekens
Aan elkaar of los?

Slide 2 - Sondage

Er ........... een klacht ingediend.
A
werd
B
werdt
C
werden

Slide 3 - Quiz

Er ........... een klacht ingediend.
A
word
B
wordt
C
worden

Slide 4 - Quiz

op een dinsdag in maart zag alex een eik langs de rijn staan.
Hoeveel hoofdletters?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 5 - Quiz

Welke woorden met hoofdletter?
op een dinsdag in maart zag alex een eik langs de rijn staan.

Slide 6 - Question ouverte

mijn neven uit groningen zijn dol op fries suikerbrood van de lidl.
Hoeveel hoofdletters?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 7 - Quiz

Welke woorden met hoofdletter?
mijn neven uit groningen zijn dol op fries suikerbrood van de lidl.

Slide 8 - Question ouverte

Aan elkaar of los?

werkweek / werk week
A
aan elkaar
B
los

Slide 9 - Quiz

Aan elkaar of los?

lagescore / lage score
A
aan elkaar
B
los

Slide 10 - Quiz

Aan elkaar of los?

Ik heb het verslag ...
A
afgemaakt
B
af gemaakt

Slide 11 - Quiz

Aan elkaar of los?

Wat ligt ... de tafel?
A
erop
B
er op

Slide 12 - Quiz

Aan elkaar of los?

........... kom ik niet naar school!
A
Hiervoor
B
hier voor

Slide 13 - Quiz

Juist gespeld?

oorlogschip
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quiz

Juist gespeld?

Er is een ongeluk GEBEURD.
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quiz

Juist gespeld?

Een ongeluk GEBEURD snel.
A
ja
B
nee

Slide 16 - Quiz

Juist gespeld?

Daar WORDT je niet gelukkig van.
A
ja
B
nee

Slide 17 - Quiz

Juist gespeld?

Daar WORDT je manager boos om.
A
ja
B
nee

Slide 18 - Quiz

Waar hoort de komma?

Ga snel want de trein vertrekt zo.
A
want, de
B
snel, want
C
snel ,want
D
geen komma

Slide 19 - Quiz

Waar hoort de komma?

Luister goed en doe mij na.
A
goed, en
B
goed en,
C
goed ,en
D
geen komma

Slide 20 - Quiz

Wat is juist?

A
's morgens
B
s' morgens
C
s-morgens
D
s morgens

Slide 21 - Quiz

Wat is juist?

A
'S middags
B
's Middags
C
s-Middags
D
S middags

Slide 22 - Quiz

Maak een samenstelling van de woorden:
kwaliteit + controle

Slide 23 - Question ouverte

Maak een samenstelling van de woorden:
muis + val

Slide 24 - Question ouverte

Schrijf de samenstelling goed op:
stage + activiteit

Slide 25 - Question ouverte

Lativa begon te huilen als een ___, toen ze haar telefoon kwijt was.
A
klein kind
B
kleinkind

Slide 26 - Quiz

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
dieptepunt
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 27 - Quiz

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
beresterk
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 28 - Quiz

Hoe ging deze spellingsquiz?
Goed, ik had (bijna) alles goed
Ruim voldoende, ging wel prima
Voldoende, meer dan de helft goed
Matig, blijft punt van aandacht
Onvoldoende, ik moet nog flink oefenen

Slide 29 - Sondage