cursus 6.2 de Koude Oorlog

• Mens & Maatschappij
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

cursus 6.2

De Koude Oorlog

www.npostart.nl

Verdeling

• Na WOII werd er beslist over Duitsland
  
• Duitsland werd verdeeld in 4 bezettingszones 
  
• Er ontstonden 2 vijandelijke blokken 1945-1989:
  
• Oostblok: Sovjet-Unie met andere Oost-Europese landen 
• Westblok: Verenigde Staten met landen in West-Europa
  
• --> Koude Oorlog: conflict tussen Oost en West (1945-1989) waarbij geen geweld werd gebruikt.Europa werd in twee delen verdeeld: West-Europa en Oost-Europa.

Verschillende ideeën

Tijdens de Koude oorlog ontstaan er 2 blokken die lijnrecht tegenover elkaar staan. Probeer de juiste combinaties te maken. 

Communisme

Kapitalisme

Vrijheid

Gelijkheid

planeconomie

Vrije markteconomie

democratisch bestuur

communistisch bestuur

Oostblok

Westblok

Kapitalisme 

• vrijheid 
• democratisch bestuur: volksvertegenwoording wordt gekozen door middel van verkiezingen.
• Vrijemarktseconomie: iedereen mag een eigen bedrijf starten om winst te maken
• Westblok: West-Europa  en de Verenigde Staten

Communisme

• gelijkheid 
• Communistisch bestuur: politiek systeem met een dictatuur van één politieke partij die gelijkheid belangrijk vindt.
• planeconomie: de overheid bepaald wat een fabriek of boerderij moest produceren
• Oostblok: Sovjet Unie en landen in Oost-Europa

Het IJzeren gordijn

• IJzeren Gordijn: grens tussen Oost en West tijdens Koude Oorlog.
  

• Landen in Oost-Europa mochten van Sovjetunie geen Marshallhulp aannemen

De wapenwedloop

• Oost en West blok bedreigden elkaar met moderne wapens --> zoals kernwapens
  
• Het was een soort wedstrijd wie de meeste wapens had.
  
• --> Dit noem je wapenwedloop

Duitsland en Berlijn

• 1948: Westerse bezettingslegers trekken zich terug uit West-Duitsland en West-Berlijn
  
• West-Duitsland en West-Berlijn: Bondsrepubliek Duitsland 
• Oost-Duitsland en Oost-Berlijn: Duitse Democratische Republiek
  
• 1961: Russen bouwen een muur om West-Berlijn

https:

https:

Stel 1 vraag over iets dat je deze
les nog niet zo goed hebt begrepen.

Schrijf 3 dingen op die
je deze les hebt geleerd