Demonstrative pronouns

• Engels
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Welcome!

Goals

At the end of this lesson...

• You have repeated some vocabulary
• You know how and when to use demonstrative pronouns

Translate:
jar

1. Pot
2. Kilo
3. Kopje
4. Blik

Translate:
tasty

1. Smakeloos
2. Smaakvol
3. Zoet
4. Pittig

Translate:
Wisselgeld

1. Money
2. Coins
3. Change
4. Pounds

Translate:
Verpakking

1. Bunch
2. Piece
3. Bag
4. Packaging

Translate:
Plak, snee

1. Slice
2. Piece
3. Can
4. Carton

Translate:
Druif

1. Fruit
2. Strawberry
3. Grape
4. Juice

Demonstrative pronouns

Demonstrative pronouns

Klik hier voor extra oefeningen/ Filmpje volgende pagina

Klik hier voor extra online oefeningen.

Op de volgende pagina vind je video uitleg over dit onderwerp.

(wat er wordt verteld over onregelmatige werwoorden hoef je dit jaar nog niet te kennen!)

Hoe je het moet gebruiken:

Om te bepalen welk aanwijzend voornaamwoord je moet gebruiken moet je rekening houden met 2 dingen:

1. Is het ding dichtbij of ver weg?

2. Is het ding 1 ding (enkelvoud) of meerdere (meervoud)?

Voorbeeldzinnen:

This pear in my hand is yellow and that pear over there is green. 

(I am talking about 1 pear )

These people right here are listening and those people across the room are not. 

(I am talking about people: more than 1)

Demonstrative pronouns

	Nearby (dichtbij)	Further away (ver weg)
Singular (enkelvoud)	this	that
Plural (meervoud)	these	those

	Nearby	further away
Singular
Plural

This

That

These

Those

What have you learned in this lesson?
Can you give me an example?

Homework:

Ex. 53 and 54 p. 172-174