2B1 & 2B2 27-11-23

English 27-11-23
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

English 27-11-23

Slide 1 - Diapositive

Today
Studybox
Grammar
Exercises
Clean up and Round off

Slide 2 - Diapositive

Studybox
Page 118
timer
2:30

Slide 3 - Diapositive

Goal
Na vandaag weet je hoe je zinnen moet maken met plaats en tijd.

Slide 4 - Diapositive

Examples
  • We are going to have fun in Australia this Summer.
  • I need to be at the shop at 16:00.
  • My brother stayed in Sydney for a month.

  • Yesterday I was not at school!

Slide 5 - Diapositive

Plaats = Waar

At home, 
at the shop, 
in London, 
in Australia, 
on my car, 
under the bridge, 
behind the school 
etc etc etc

Slide 6 - Diapositive

Tijd = When
At 16:00,
Tomorrow,
Yesterday,
Next Friday,
After the match,
When you're ready,
In the future,
Etc etc etc

Slide 7 - Diapositive

Waar in de zin?
  • Tijd --> achteraan of vooraan (als je iets wil benadrukken)
  • Plaats --> achteraan 

  • Plaats en tijd in 1 zin?
  • dan eerst plaats en dan tijd.
  • klmnoPqrsTuvw

Slide 8 - Diapositive

Examples
  • We are going to have fun in Australia this Summer.
  • I need to be at the shop at 16:00.
  • My brother stayed in Sydney for a month.

  • Yesterday I was not at school!

Slide 9 - Diapositive

I was born
in Sydney
In 2006

Slide 10 - Question de remorquage

My brother is going to
Africa
next month

Slide 11 - Question de remorquage

The homeless man lived
under a Bridge
last year

Slide 12 - Question de remorquage

We
Cycle
to school
every day

Slide 13 - Question de remorquage

Exercises
3.2 Listening
exercise 5, 6, 7

Finished?
Woordentrainer

Slide 14 - Diapositive

Goal
Na vandaag weet je hoe je zinnen moet maken met plaats en tijd.

Slide 15 - Diapositive

Waar komt de tijd in de zin?
A
Achteraan
B
Achteraan na de plaats
C
Achteraan maar voor de plaats

Slide 16 - Quiz

Waar komt de plaats in de zin?
A
Vooraan
B
Achteraan
C
Achteraan na de tijd
D
Achteraan maar voor de tijd

Slide 17 - Quiz

Waar komt de tijd als je die wil benadrukken?
A
Achteraan maar voor de plaats
B
Helemaal achteraan
C
Helemaal vooraan
D
Vooraan maar achter de plaats

Slide 18 - Quiz

See you tomorrow!

Slide 19 - Diapositive