de molen

de molen in Nederland
1 / 51
suivant
Slide 1: Diapositive
WereldoriëntatieMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

Cette leçon contient 51 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

de molen in Nederland

Slide 1 - Diapositive

de kap  
de wieken

Slide 2 - Diapositive

de molenaar 
de zeilen

Slide 3 - Diapositive

watermolen 
graanmolen 

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Carte mentale

maalstenen
het graan

Slide 6 - Diapositive

het meel 
het brood

Slide 7 - Diapositive

Uit graan wordt meel gemalen

Slide 8 - Diapositive

de tredmolen

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Het graan wordt tussen twee stenen gemalen

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

de molen
  1. Wij kopen het brood bij de bakker.
  2. De wieken draaien door de wind.
  3. De stenen malen het graan tot meel.
  4. De molenaar maakt de zeilen vast aan de wieken.
  5. Het meel gaat via de zeef in de zakken.
  6. De  bakker maakt  brood van het meel. 

Slide 13 - Diapositive

Polders in Nederland

Slide 14 - Diapositive

de poldermolen

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Lien

Slide 17 - Vidéo

de zaagmolen

Slide 18 - Diapositive

eerste windmolens Iran

Slide 19 - Diapositive

watermolen in Syrië 

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Vidéo


A
de graanmolen
B
de windmolen
C
de watermolen
D
de zaagmolen

Slide 22 - Quiz


A
het koren
B
het graan
C
het gras
D
de mais

Slide 23 - Quiz


A
vier weiken
B
vier wiek
C
vier wiekken
D
vier wieken

Slide 24 - Quiz

Hoe heet het bovenste gedeelte van de molen?
A
de zolder
B
de wiek
C
de kap
D
de top

Slide 25 - Quiz


A
de maalronden
B
de stenen
C
de maalstenen
D
de keien

Slide 26 - Quiz


A
de molenman
B
molenmeneer
C
de molenboer
D
de molenaar

Slide 27 - Quiz


A
de zeef
B
de zaaf
C
de zoef
D
de zief

Slide 28 - Quiz


A
het meel
B
het graan
C
het brood
D
de mais

Slide 29 - Quiz


A
rode zolen
B
rode zeilen
C
rode zielen
D
rode zelen

Slide 30 - Quiz

Slide 31 - Vidéo

ENKELVOUD EN MEERVOUD

Zelfstandige naamwoorden kunnen in het

enkelvoud en in het meervoud staan


enkelvoud = één stoel en één bank

meervoud = twee stoelen en twee banken

Slide 32 - Diapositive

MEERVOUDEN

Veel zelfstandige naamwoorden hebben meervoud op -en


lamp - lampen

mes - messen

weg - wegen

kaas - kazen

Bekijk het volgende filmpje

Slide 33 - Diapositive

meervoud
+ s  /'s
+ en
 tafel- tafel                                   foto - foto's
   stoel -stoelen                                    brief-brieven                        

Slide 34 - Diapositive

ZELFSTANDIG NAAMWOORD



Woorden voor mensen
bakker - tandarts - boer - leerling - jongen - meisje
Woorden voor dieren
hond - paard - lieveheersbeestje - panda - marmot
Woorden voor planten
tulp - roos - eik - dennenboom - tulp - boterbloem
Woorden voor dingen
iPad - telefoon - kast - etui - kleed - broek - stoel
me-di-pla-di
Woorden voor namen
Kees - Sofie - Praxis - Albert Heijn - Coca Cola - Haribo - Apple - Jansen
Woorden voor gevoel
liefde - haat - angst - geluk - pijn - dorst - boosheid

Slide 35 - Diapositive

1. MEERVOUD op -en
Vaak hoef je alleen maar -en achter het woord te zetten

lamp + en = lampen

boer + en = boeren

dans + en = dansen

lot + en = loten

Slide 36 - Diapositive

2. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk de laatste letter verdubbelen,

want je hoort een korte klank

klas + s + en = klassen

bak + k + en = bakken

bed + d + en = bedden

Slide 37 - Diapositive

3. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk een a, e, o of u weghalen,

want je hoort een lange klank

schaar - a + en = scharen

been - e + en = benen

sloot - o + en = sloten

Slide 38 - Diapositive

4. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk een -f veranderen in een -v

raaf + f/v + en = raven

brief + f/v + en = brieven

golf + f/v + en = golven

Slide 39 - Diapositive

5. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk een -s veranderen in een -z

baas + s/z + en = bazen

huis + s/z + en = huizen

mees + s/z + en = mezen

Slide 40 - Diapositive

0

Slide 41 - Vidéo

Wat is goed?
A
garages
B
garage's

Slide 42 - Quiz

Wat is het meervoud van
OLIFANT
A
olifantjes
B
olifantje
C
olifanten
D
olifantten

Slide 43 - Quiz

Wat is het meervoud van
KAAS
A
kaazen
B
kazen
C
kaasen
D
kasen

Slide 44 - Quiz

Wat is het meervoud van
KOEKENPAN
A
pannenkoek
B
pannenkoeken
C
koekenpannen
D
koekenpanen

Slide 45 - Quiz

Wat is het meervoud van
mees
A
meesen
B
mezen
C
meezen
D
mesen

Slide 46 - Quiz

Wat is het meervoud van
kip
A
kippen
B
kipen
C
kipjes
D
kippetjes

Slide 47 - Quiz

meervoud
het glas
A
de glasen
B
de glazen
C
de glassen
D
de glaazen

Slide 48 - Quiz

de tak
A
de taken
B
de taks
C
de taakken
D
de takken

Slide 49 - Quiz

de boom
A
de boomen
B
de bommen
C
de bomen
D
de booms

Slide 50 - Quiz

meervoud -taxi
A
de taxi's
B
de taxies
C
de taxxies
D
de taxien

Slide 51 - Quiz