Bij een samenstelling twee bestaande woorden (inhoudswoorden) een nieuw woord. Uitbreiding op de woordenschat. Een grondwoord is de basis van een woord, het kale woord.
Het achterste gedeelte van een samenstelling wordt HOOFD genoemd:
1. Het hoofd bepaalt de betekenis van de samenstelling zoals: fietstoer of toerfiets.
2. Het hoofd bepaalt de vorm van het meervoud. Als het rechterdeel van de samenstelling een onregelmatig meervoud heeft als geïsoleerd woord, dan heeft dit woord in de samenstelling ook een onregelmatig meervoud.
Bijvoorbeeld: kippenei -kippeneieren.
3. Het hoofd bepaalt het geslacht en de meervoudsvorm. Soms hebben dezelfde woorden, verschillende betekenissen.
Bijvoorbeeld: De portier - portiers nachtportiers
Het portier- portieren autoportieren
4. Het hoofd bepaalt ook de woordklasse die de samenstelling als geheel heeft. Over het algemeen zijn dat zelfstandige naamwoorden (nomen) of bijvoeglijke naamwoorden (adjectieven). Soms is de samenstelling een verbum(werkwoord) als hoofd.
Voorbeeld:
Samenstelling van een znw.: fiets (ww, verbum) bel (znw, nomen) fietsbel
Samenstelling van een bnw.: fluweel (znw, nomen) zacht (bnw, adjectief) fluweelzacht
Samenstelling van een ww. : beeld (znw, nomen) houwen (ww, verbum) beeldhouwen
Endocentrische samenstelling: waarvan het hoofd in de samenstelling bepalend is voor de samenstelling als geheel, het bepaalt het geslacht, meervoudsvorm, en de woordklasse die de samenstelling in zijn geheel heeft. Vb: bedbank (een bank waar je een bed van kunt maken).
Excocentrische samenstellingen: het rechter element vormt hierbij niet de betekenis van de samenstelling. Bijvoorbeeld: slaapmutsje (het is niet een bepaald soort muts, maar een drankje voor het slapen gaan).