V6 Brückenschlag

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 6

V6

11.11.2021

Heute

Signalwörter & Funktionen

Starke Verben

Modalverben

Konjunktiv II

Aber zuerst...

tentamen?
komende periode 

Signalwörter & Funktionen

Im Textbuch: Seite 256 ff.

Brückenschlag

Wiederholung Grammatik: starke Verben

Starke Verben

Hoe herken je sterke ww in het Duits?
Bijzonderheden?

Starke Verben im Präsens

	fahren	lesen	helfen
ich	fahre	lese	helfe
du	fährst	liest	hilfst
er/sie/es/man	fährt	liest	hilft
wir	fahren	lesen	helfen
ihr	fahrt	lest	helft
sie/Sie	fahren	lesen	helfen

Starke Verben im Präsens

- Sterke ww veranderen in het Duits ook in de o.t.t.

- Alleen bij du en er/sie/es/man:

1) a/ä-Wechsel: de a verandert naar ä

         Let op: de du- en er/sie/es/man-vorm worden zo kort mogelijk geschreven: ich halte, du       
         hältst, er hält

2) e/i-Wechsel: 

- korte "e" wordt "i" 
         Let op: óók bij nehmen, geben, treten

         (ich nehme, du nimmst, er nimmt; ich gebe, du gibst, er gibt, ich trete, du trittst, er tritt)

- lange "e" wordt "ie"

         Let op: niet bij gehen, stehen, bewegen

(gelten) ... diese Regel (ev) auch für uns?

(halten) ... du meine Tasche bitte?

Ihr (graben) ... ein Loch.

Wen (sehen) ... du?

Warum (einladen) ... du mich nicht ...?

Modalverben

Wat zijn Modalverben?
Welke ken je?

Wat valt je op aan de rijtjes?

(Seite 377 ff.)

Konjunktiv II

"zou-vormen"
Vul aan (NL, 3x):

Als ik rijk zou zijn, zou ik...

Konjunktiv II

Je gebruikt het om een niet-werkelijkheid of wens uit te drukken.

In het Duits:

"würde" + Infinitiv: ich würde kaufen

Modalverben + haben + sein hebben hun eigen Konjunktiv-II-vormen

Konjunktiv II

ik zou zijn: ich wäre, du wärst, er wäre, wir wären, ihr wärt, sie wären

ik zou hebben: ich hätte

ik zou mogen: ich dürfte

ik zou kunnen: ich könnte

ik zou moeten: ich müsste

ik zou weten: ich wüsste

ik zou graag willen: ich möchte

Konjunktiv II

Vertaal nu de zinnen die je bij de intro hebt opgeschreven:

Wenn ich reich ..., (dann) ... 

Aufgaben machen

Zelfstandig aan de slag. Begin met de opdrachten die jij het moeilijkst vindt!:

Was:	Aufgaben:	Hilfe:
starke Verben	S. 217 1 + 5	S. 379 ff.
Modalverben	S. 217 2, 3, 5	S. 377 f.
Konjunktiv II	S. 219 1, 2, 3	S. 383 ff.