blok 2 grammatica( opdr 567) (rvl)

Lijdend voorwerp (lv)
Het lijdend voorwerp is een zinsdeel. 

Bij het lijdend voorwerp 'overkomt iemand' of 'ondergaat een onderwerp' iets. 


Lijdend voorwerp (lv)
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2-4

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Lijdend voorwerp (lv)
Het lijdend voorwerp is een zinsdeel. 

Bij het lijdend voorwerp 'overkomt iemand' of 'ondergaat een onderwerp' iets. 


Lijdend voorwerp (lv)

Slide 1 - Diapositive

Het lijdend voorwerp
wie/wat + wwg + onderwerp = lijdend voorwerp. 

Wie of wat
+
wwg
+
lijdend voorwerp
onderwerp
=

Slide 2 - Diapositive

lijdend voorwerp
Voorbeeld het lijdend voorwerp

Slide 3 - Diapositive

Lijdend voorwerp

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

A
jij
B
het lijdend voorwerp
C
in die zin
D
kan vinden

Slide 4 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in de zin?
Jij kan het lijdend voorwerp in deze zin vinden.

  • het lijdend voorwerp


stopwatch
00:00

Slide 5 - Diapositive

Meewerkend voorwerp
In zinnen met een lijdend voorwerp kan ook een meewerkend voorwerp staan.

Het meewerkend voorwerp geeft aan aan of voor wie iets is. 





Slide 6 - Diapositive

Meewerkend voorwerp
Een meewerkend voorwerp is iemand die meewerkt met het onderwerp. Het meewerkend voorwerp ontvangt iets.

Leon geeft een cadeau aan Emma.

Let op! Niet iedere zin heeft een meewerkend voorwerp.

Slide 7 - Diapositive

Meewerkend voorwerp met 'aan'
Een meewerkend voorwerp kan beginnen met 'aan', maar dat hoeft niet altijd. 

Als 'aan' niet aan het meewerkend voorwerp voorafgaat, kan het vaak worden toegevoegd.

Slide 8 - Diapositive

Is dit een meewerkend voorwerp?
'We willen een cadeaubon kopen voor de trainer.'
A
Wel een meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp

Slide 9 - Quiz

Is dit een meewerkend voorwerp?
Hij geeft al zijn geld aan arme mensen. 
aan arme mensen =
A
Wel een meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp

Slide 10 - Quiz

Is dit een meewerkend voorwerp?
'Heb jij een voldoende van de docent gekregen?'
A
Wel een meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp

Slide 11 - Quiz

Benoem het meewerkend voorwerp. Geen meewerkend voorwerp? Noteer dan een streepje

Zij heeft het mij toch verteld.

Slide 12 - Question ouverte

Benoem het meewerkend voorwerp. Geen meewerkend voorwerp? Noteer dan een streepje

Zij heeft hem het nieuwtje al verteld.

Slide 13 - Question ouverte

Benoem het meewerkend voorwerp. Geen meewerkend voorwerp? Noteer dan een streepje

Heb je voor mij ook een blikje meegebracht?

Slide 14 - Question ouverte

Benoem het meewerkend voorwerp. Geen meewerkend voorwerp? Noteer dan een streepje

Ik hang mijn schilderij aan de muur.

Slide 15 - Question ouverte

Opdrachten maken

Blok 3 grammatica
Opdracht 1 t/m 6 vanaf blz. 117.

Slide 16 - Diapositive