H3 Highlights

H3 onderzoek doen
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 41 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

H3 onderzoek doen

Slide 1 - Diapositive

Anorganische stoffen
Organische stoffen
kleine eenvoudige moleculen
grote ingewikkelde moleculen
bevat geen C-atomen (behalve CO, CO2)
Bevat minimaal één C-atoom, één H-atoom én één O-atoom
water (H2O), zoutzuur (HCl), alle zouten en mineralen
Glucose (C6H12O6), vetzuren, eiwitten, aminozuren, DNA enz.

Slide 2 - Diapositive

BINAS 78
De 4 RIJKEN

Slide 3 - Diapositive

Virussen
Erfelijk materiaal
(RNA of DNA) in een
eiwitmantel.
Ze vermeerderen met behulp van een gastheercel.


BINAS 77 A-B-C-D

Slide 4 - Diapositive

Natuurwetenschappelijk onderzoek

Fasen van natuurwetenschappelijk onderzoek: 
  • waarneming
  • onderzoeksvraag
  • hypothesevorming
  • experimentele fase (werkplan)
  • resultaten
  • conclusie
  • discussie  

Slide 5 - Diapositive

Regels voor het maken van een werkplan:
  • Bepaal de afhankelijke variabele, dus wat moet er gemeten worden (y-as)?
  • Verander slechts 1 variabele, de onafhankelijke variabele (x-as).
  • Maak 1 of meerder experimentele groepen plus een (negatieve) controlegroep. Beschrijf de verschillende groepen.
  • Vergelijk de experimentele groep met de controlegroep.
  • Herhaal alle metingen (2-3 keer)
  • Alle overige omstandigheden blijven gelijk. Soms moet je die in detail beschrijven voor de onderzoeksgroepen.
  • Vergelijk de resultaten (van de experimentele groepen en trek een conclusie (of geef terugkoppeling aan de hypothese)

Slide 6 - Diapositive

Passief transport kost geen energie.
Actief transport kost energie (ATP).

Slide 7 - Diapositive

PASSIEF TRANSPORT
ACTIEF TRANSPORT
Kost geen energie
Kost energie, dus kost ATP
Volgt het concentratieverval: verplaatsing van stoffen van een hoge concentratie naar een lage concentratie
Gaat tegen het concentratieverval in: verplaatsing van stoffen van een lage concentratie naar een hoge concentratie
Gaat vanzelf = diffusie
Met behulp van transporteiwitten
Gassen en vetachtige stoffen (hydrofoob)
Ionen en grote polaire moleculen (hydrofiel)

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Dierlijke cellen
Streven naar isotone omstandigheden.

Slide 13 - Diapositive

Plantaardige cellen: streven naar hypertone celinhoud om druk op de celwand te houden (turgor): stevigheid

Slide 14 - Diapositive

Plasmolyse: celmembraan laat los van de celwand.
Grensplasmolyse: turgor=nul maar celmembraan laat nog niet los.

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

OEFENVRAGEN

1. Peter onderzoekt en benoemt alle waterdiertjes in de vijver om hier vervolgens een voedselweb van te maken.
Is dit onderzoek experimenteel of beschrijvend?

2. Ook onderzoekt Peter het effect van de temperatuur op de biodiversiteit van de vijver. Wat is hier de afhankelijke en de onafhankelijke variabele?

3. Een wetenschapper wil de invloed van aspirine op de bloeddruk bepalen. Zij beschikt over twee gelijke groepen proefpersonen. De proefpersonen van de ene groep krijgen een aspirinetabletje opgelost in een glas water, waarna ze de oplossing moeten opdrinken.
Wat moet de controlegroep toegediend krijgen?

Slide 17 - Diapositive

OEFENVRAGEN
1. Peter onderzoekt en benoemt alle waterdiertjes in de vijver om hier vervolgens een voedselweb van te maken.
Is dit onderzoek experimenteel of beschrijvend?
2. Ook onderzoekt Peter het effect van de temperatuur op de biodiversiteit van de vijver. Wat is hier de afhankelijke en de onafhankelijke variabele?
afhankelijk = biodiversiteit
onafhankelijk = temperatuur
3. Een wetenschapper wil de invloed van aspirine op de bloeddruk bepalen. Zij beschikt over twee gelijke groepen proefpersonen. De proefpersonen van de ene groep krijgen een aspirinetabletje opgelost in een glas water, waarna ze de oplossing moeten opdrinken.
Wat moet de controlegroep toegediend krijgen?
Glas water met daarin opgeloste stoffen die in de tablet zitten, maar NIET de werkzame stof aspirine.

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

havo 2021
tijdvak 1

Slide 21 - Diapositive

havo 2021
tijdvak 1

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

H3 Oude CE-vragen

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

- muizen zijn prooidieren die door heel veel andere dieren gegeten worden = 1p
- dus wordt alle energie gestoken in het krijgen van veel nakomelingen = 1p

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Jij moet zelf de koppeling leggen (zie begin tekst boven vraag 33) dat een hongerdieet juist veroudering tegengaat!

Uit de tekst boven vraag 36 lees je dat geknikte staarten (rechter plaatje) leidt tot hogere activiteit membraaneiwitten en dus tot een snellere aftakeling = veroudering.
Het volgen van een hongerdieet leidt dus tot het linkerplaatje (lagere activiteit van de membraaneiwitten) en dat zijn verzadigde vetzuren.

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

- groep 1 is je testgroep; de positieve controle (hier verwacht je minder parasieten
- groep 2 is je controle; omdat je bij niet gerookte sigaretten meer parasieten verwacht omdat hier geen nicotine vrijkomt.
- groep 3 is je dubbele controle; om te checken of niet-gerookte sigaretten toch ook parasieten weert.
Nicotine komt vrij uit gerookte sigaretten (dus peuken) en nicotine weert parasieten.

Slide 36 - Diapositive

Vraag 10
Uit het antwoord moet blijken dat er minder parasieten zijn geteld bij
nesten met vezels van peuken dan bij nesten met vezels van niet-gerookte
sigaretten.

Slide 37 - Diapositive

(nieuw - oud)
          oud
x 100%

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive

Vraag 28 = (De cellen) van de rode biet 

voorbeelden van een juist argument:
  • Als beide staafjes in zuiver water worden gedaan, is de procentuele lengtetoename bij de rode biet het grootst.
  • De grafiek van de aardappel snijdt de X-as bij een lagere concentratie van de suikeroplossing dan die van de rode biet.
  • De hele grafiek van de aardappel ligt links van die van de rode biet.

Voor een juist argument wordt een punt gegeven 1

Slide 40 - Diapositive

Blijf oefenen met H3 - NWM

Slide 41 - Diapositive