Code+ hoofdstuk 2

• NT2
• MBO
• Studiejaar 1

Code+ hoofdstuk 2

Subject

Subject = onderwerp

Singularis: ik, je, u, ze, hij, het

Pluralis: we/wij, jullie, u, ze

Wat is het subject?

Hij maakt het huiswerk.

Zij is te laat.

Wilt u een kopje koffie?

Zij is een meisje.

Het zijn kinderen.

Wat is het subject?

Jullie maken het huiswerk.

Zij is te laat.

Wilt u een kopje koffie?

Hij is geen meisje.

Het zijn kinderen.

Werkwoorden: verbum

De persoonsvorm is het werkwoord verbonden aan het subject.

Ik bel. 

Je/jij/u belt. 

Zij/hij/het belt. 

We/wij bellen

Jullie bellen

Ze/zij bellen

Wat is de persoonsvorm?

Je belt naar school.

Wij wonen in Nederland.

Heb jij werk?

Werk jij in een winkel?

Hoofdzinnen

Combinatie van subject en persoonsvorm.

Ik woon in Den Haag.

We lopen naar buiten.

Ik ga naar school.

Vraagwoorden

Vraagwoorden

Wie 

Wat

Waar

Hoe

Wanneer

Waarom

Maak zinnen met alle vraagwoorden

Wie

Wat

Waar

Hoe

Wanneer

Waarom

Hoofdletters & leestekens

Hoofdletters

Punt of vraagteken

Komma

Hoofdletters & leestekens

Hoofdletters: begin van elke zin, namen personen/landen 

Punt of vraagteken: einde van een zin

Komma: pauze binnen een zin

Wat is de juiste volgorde voor een vraagzin?

1. subject, persoonsvorm, vraagwoord
2. persoonsvorm, subject, vraagwoord
3. vraagwoord, persoonsvorm, subject

Wat is dit?

Wat zijn andere woorden voor
'in de ochtend'/ 'in de middag'/ in de avond'

We hebben pauze .... tien minuten

1. in
2. na
3. over
4. daarna

i - u - t - h - s

Ze slaapt. Ze is niet ....

Het duurt heel kort.
Het duurt maar één ....

Wat is een ander woord voor: net niet

1. helemaal
2. veel
3. bijna
4. alweer

Wat zeg je als iemand jarig is?

1. Hartelijk gecondoleerd
2. Hartelijk gefeliciteerd
3. Hartelijk bedankt
4. Hartelijke groeten

Ik ga ... sporten.

1. vanavond
2. 's avonds
3. in de avond

Gisteren (29 mei) was het Pinksteren. We hadden

1. een vrije dag
2. vakantie
3. weekend

Dat is _______ oud

Schrijf een felicitatie voor je klasgenoot