wederkerende werkwoorden

Wederkerende werkwoorden
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Wederkerende werkwoorden

Slide 1 - Diapositive

Wat zijn wederkerende
werkwoorden?

Slide 2 - Carte mentale

Wederkerende werkwoorden
Een werkwoord dat het voornaamwoord me/mij, je, zich, ons, jullie
bij zich heeft.
Bijvoorbeeld: ik schaam me

Slide 3 - Diapositive

wederkerend voornaamwoord
me, je, zich, ons, jullie

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Voorbeelden van wederkerende werkwoorden:
Zich bemoeien met (to meddle)                                                        Zich interesseren in (to be interested)
Zich ergeren aan (to be annoyed)                                                         Zich bewegen (to move)
Zich gedragen (to behave)                                                               Zich verwonderen over (to be amazed)
Zich uit de voeten maken (to run away)                                      Zich verbazen over (to be surprised)
Zich ontfermen over (to take care of)
Zich schamen voor (to be ashamed)
Zich uitsloven (to show off)


Slide 6 - Diapositive

Heeft jouw moedertaal ook wederkerende werkwoorden?

Slide 7 - Carte mentale

Ik ontfermde ......over de gewonde vogel.
A
zich
B
me
C
je
D
ons

Slide 8 - Quiz

Wij schamen..... voor onze fouten.
A
jullie
B
ons
C
zich
D
je

Slide 9 - Quiz

Je interesseert ... voor wiskunde.
A
jullie
B
ons
C
zich
D
je

Slide 10 - Quiz

Monique slooft.......uit.
A
zich
B
je
C
ons
D
me

Slide 11 - Quiz

Erger je ... aan zijn gedrag.
A
zich
B
me
C
ons
D
je

Slide 12 - Quiz

Het is bijna vakantie. Daar .......... ik .......... enorm ............ (zich verheugen op)

Slide 13 - Question ouverte

Door corona ........... een paar leerlingen ........... vorige week ...........
(zich ziek melden, voltooide tijd)

Slide 14 - Question ouverte

Wat hoort bij elkaar?
je
ik
hij
wij
jullie
zij (meervoud)
Zet hier de woorden die nergens bij horen.
jezelf
je
me
mezelf
zich
zichzelf
ons
onszelf
eigen

Slide 15 - Question de remorquage

Maak een zin met het werkwoord:
zich verslapen


Slide 16 - Question ouverte


Maak een zin met het werkwoord:
zich herinneren

Slide 17 - Question ouverte

Maak een zin met het werkwoord:
zich gedragen

Slide 18 - Question ouverte

Maak een zin met het werkwoord:
zich bemoeien

Slide 19 - Question ouverte

zelfstandig werken;
  • jullie gaan in Van A tot zin naar 3.5. ( blz. 88)
  • hier maken jullie opdracht 1, 3 en 4.
  • Klaar?
  • ga dan naar blz. 86, en maak daar: opdracht 2 en 3. 

Slide 20 - Diapositive