Hoofdstuk 10

10
Geld
Tikkie
passieve zinnen
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2WOStudiejaar 6

Cette leçon contient 12 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

10
Geld
Tikkie
passieve zinnen

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Maakt geld gelukkig?
Welke woorden verwacht je in het liedje?

Schrijf ze op.
Geld maakt niet gelukkig - Huub van der Lubbe.
Wat is de essentie 
van het liedje?

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Passieve zinnen
Actieve zin -> nadruk op subject
Passieve zin -> nadruk op handeling
door +

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Passieve zinnen
Actieve zin -> nadruk op subject
Passieve zin -> nadruk op handeling
handelende persoon is niet belangrijk 
handelende persoon is onduidelijk of onbekend
door +

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Passieve zinnen
handelende persoon is niet belangrijk 
Actieve zin -> nadruk op subject
Passieve zin -> nadruk op handeling
De cursist maakt de opdracht.
De cursist = subject
de opdracht = object
De opdracht wordt gemaakt.
door +
handelende persoon is onduidelijk of onbekend

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Passieve zinnen
Actieve zin -> nadruk op subject
Passieve zin -> nadruk op handeling
De cursist maakt de opdracht.
De cursist = subject
de opdracht = object
De opdracht wordt gemaakt.
door de cursist
handelende persoon is onduidelijk of onbekend
handelende persoon is niet belangrijk 
door +

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Passieve zinnen
Actieve zin -> nadruk op subject
worden / zijn
 + 
participium
Passieve zin -> nadruk op handeling
handelende persoon is niet belangrijk 
handelende persoon is onduidelijk of onbekend
door +
De koekjes worden opgegeten.
De koekjes zijn opgegeten.

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Passieve zinnen
Actieve zin -> nadruk op subject
worden / zijn
 + 
participium
Passieve zin -> nadruk op handeling
handelende persoon is onduidelijk of onbekend
actief
passief
presens
We slaan de bladzijde om
De bladzijde wordt omgeslagen.
imperfectum
We sloegen de bladzijde om.
De bladzijde werd omgeslagen.
perfectum
We hebben de bladzijde omgeslagen.
De bladzijde is omgeslagen.
plusquam
perfectum
We hadden de bladzijde omgeslagen.
De bladzijde was omgeslagen.
handelende persoon is niet belangrijk 
door +

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Passieve zinnen met er
Ze geloven het.
actief
We vertellen het oude verhaal.
Er wordt geloofd.
Je gebruikt 'er' in een passieve zin
passief
Het oude verhaal wordt verteld.
Ze vertellen een verhaal.
Er wordt een oud verhaal verteld.

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De helft doet een studie 
Een kwart heeft een goede baan
Negen op de tien geven niets.  Drie van de tien kunnen niet dansen.  
Eén op van tien wil een huurhuis. Eén op de drie  woont in een koophuis.
10 procent is thuis 60 procent geeft geld uit aan vakantie vakantie
De meerderheid wil een tweedehands auto en heeft geen geld voor een nieuwe.
De meeste studenten willen studeren.
Een maand of acht 
een week of drie 
een euro of vijfhonderd. 
Dat is best veel, vergeleken met ... 
Twee, drie, tien keer zo duur / veel / oud / lang als ...
Hoeveelheden

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vind je dat Loes goed heeft onderhandeld? 
Wat zou jij anders hebben gedaan?

Slide 12 - Diapositive

15:08 – 27:18