herhalingsles

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Herhalingsles Chapitre 5

- avoir & être

- ontkenning

- vraagzinnen

- woorden

Avoir & être

j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles

Combineer de juiste vorm van 'avoir' 

Grammaire 'Avoir' 

ai

as

a

avons

avez

ont

j'ai
tu as
il/elle/on a
nous avons
vous avez
ils/elles ont

Combineer de juiste vorm van 'avoir' met het onderwerp

Grammaire 'Avoir'  hebben

ik heb

jij hebt

hij/zij/men heeft 

wij hebben

jullie hebben/ u heeft

zij hebben

etre

=

 zijn

Sleep de juiste vorm van aller naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord

il/elle/on

nous

vous

ils/elles

tu

je/j'

es

sont

est

êtes

sommes

suis

etre

=

 zijn

il/elle/on est

nous sommes

vous êtes

ils/elles sont

tu es

je suis

jij bent

zij zijn

hij/zij/men is

Jullie zijn/u bent

wij zijn

ik ben

De ontkenning

Wat is de plaats van de ontkenning?

1. om het werkwoord
2. voor het werkwoord
3. voor en achter de persoonsvorm
4. achter het werkwoord

français	néerlandais
ne .... pas
ne .... plus
ne .... jamais
ne .... rien
ne ... pas encore

Vertaal de ontkenningen:

niet ... meer

niets

nog niet

niet / geen

nooit

Wat is een juiste ontkenning?

1. Je n'ai mangé rien
2. Je n'ai rien mangé
3. J'ai mangé ne rien
4. J'ne ai rien mangé

wat is NIET de juiste ontkenning?

1. je ne vais pas au lit.
2. je ne reste plus á la maison.
3. mais je ne suis jamais malade.
4. je n'ai plus d'énergie.

Ontkenning. Hoe zet je "C'est" in de ontkenning?

1. C'n'est pas
2. Ce ne est pas
3. C'est ne pas
4. Ce n'est pas

Vragen stellen

Op welke drie manieren kun je in het Frans een vraag stellen?

Maak op 1 andere manier vragen:
Il a un chien?

	Wie
	Waarom
Qu'est-ce que
	Waar
Quand
	Hoe

De vraagwoorden

Qui

Pourquoi

Wat

Wanneer 

Où

Comment

Maak de volgende vraag op nog 1 andere manier vragend:
Où est-ce que tu habites?

Woordjesssss