Dag 5 - T9 - Uiterlijk - Roze

Woordenschat
Thema 9:  Uiterlijk - DAG 5
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2ISK

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Woordenschat
Thema 9:  Uiterlijk - DAG 5

Slide 1 - Diapositive

woorden van vandaag
  1. de lijst
  2. de man
  3. meestal
  4. het meisje
  5. men
  6. de mening

Slide 2 - Diapositive

de lijst (znw)
  • woorden of namen die onder elkaar staan
  • de lijst - de lijsten 
  • het lijstje

  • zin: Ik heb een lijst met de namen van de leerlingen.
25

Slide 3 - Diapositive

de man (znw)
  • de man <---> de vrouw
  • de man - de mannen
  • Als je 18 bent, ben je volwassen. Een jongen wordt dan een man en een meisje een vrouw.

  • zin: De man heeft een snor en een baard. 
26

Slide 4 - Diapositive

meestal
  • bijna altijd
  • meestal <--> soms

  • zin: Ik sta meestal om 7 uur op. Alleen op zondag slaap ik uit. 
27

Slide 5 - Diapositive

het meisje (znw)
  • het meisje <--> de jongen
  • het meisje - de meisjes
  • het meisje is een kind

  • zin: In de klas zitten 11 meisjes en 8 jongens. 
28

Slide 6 - Diapositive

men
  • mensen, je weet niet precies wie

  • zin: Men eet in Nederland om 18.00 uur. 
29

Slide 7 - Diapositive

de mening (znw)
  • wat je vindt van iets of iemand; goed of slecht, mooi of lelijk enzovoort.
  • de mening -  de meningen

  • zin:  Iedereen heeft een eigen mening.
  • zin: De meningen zijn verdeeld.
30

Slide 8 - Diapositive

Maak een goede zin met de woorden:
lopen (ww) en de man.
26

Slide 9 - Question ouverte


Wat is goed?
29
A
Men heeft allemaal een eigen mening.
B
Man heeft allemaal een eigen mening.
C
Vrouw heeft allemaal een eigen mening.
D
Iedereen hebben een eigen mening.

Slide 10 - Quiz

Wat is jouw mening
over Nederland?
30
timer
1:30

Slide 11 - Question ouverte


Wat is goed?
6
A
Ik ziet een meisje.
B
Hij zien een meisje.
C
De meisje zie een jongen.
D
Het meisje ziet een jongen.

Slide 12 - Quiz

Wat hoort er niet bij?

meestal - men - nooit - altijd
29
A
men
B
meestal
C
altijd
D
nooit

Slide 13 - Quiz

Hij gaat ... om tien uur naar bed.
27

Slide 14 - Question ouverte

Voor de zomervakantie maak ik meestal een ... (om niks te vergeten).
23

Slide 15 - Question ouverte