§ 2.1 Consumeren is kiezen

• Economie
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1,2

Welkom

[e-mail]

Vandaag

• Leerdoelen
  
• Uitleg §2.1 Consumeren is kiezen
  
• Zelfstandig werken aan huiswerkopdrachten
  
• Terugblik op leerdoelen
  
• Afsluiten
  

Leerdoelen

Aan het einde van de les kan de leerling:

• Aangeven wat behoeften zijn.
  
• Uitleggen wat produceren is.
• Uitleggen wat consumeren is.
  
• Uitleggen dat consumeren beperkt wordt door schaarste in middelen en schaarste in tijd.
  

Uitleg §2.1 Consumeren is kiezen

Behoeften

Het gemis van iets wat je graag wilt hebben of wilt doen.

Jamy houdt van tekenen, maar zijn kleurpotloden zijn bijna op. Hij kan zijn tekening niet afmaken zonder nieuwe potloden. Jamy heeft behoefte aan nieuwe kleurpotloden.

Consumeren

Een behoefte vervullen.

Jamy leent kleurpotloden van zijn buurmeisje. Daardoor kan hij zijn tekening afmaken. Jamy vervult zijn behoefte aan kleurpotloden door die te lenen.

Produceren

Iets doen of maken voor het vervullen van een behoefte.

Jamy ruimt thuis zijn bureau op, zodat hij genoeg ruimte heeft om te tekenen. Hij produceert door een schone plek te maken om zijn behoefte aan tekenen te vervullen.

Schaarste in middelen                              Schaarste in tijd

De tijd om te kunnen consumeren is beperkt, want een dag telt nu eenmaal niet meer dan 24 uur. 

Doordat de tijd schaars is, moeten consumenten kiezen uit hun behoeften.

Niemand kan al zijn behoeften bevredigen. Er blijven altijd onvervulde wensen. Economen spreken van schaarste. 

Bij schaarste in middelen zijn er niet genoeg middelen om in alle behoeften te voorzien.

Zelfstandig werken aan huiswerkopdrachten

Alle opdrachten maken van §2.1 Consumeren is kiezen . (Opdracht 1t/m 12 ).

Terugblik op leerdoelen

Aan het einde van de les kan de leerling:

• Aangeven wat behoeften zijn.
  
• Het verschil uitleggen tussen betaald produceren en onbetaald produceren.
  
• Uitleggen wat consumeren is.
  
• Uitleggen dat consumeren beperkt wordt door schaarste in middelen en schaarste in tijd.
  

Behoefte

Produceren

Consumeren 

Je pompt je fietsband op 

Je drinkt een glas water 

Je hebt dorst 

Je wilt naar de film

Je smeert een boterham 

Je luister naar de radio 

Afsluiten