Les 12-02-2021, paragraaf 3.2

Planning voor de les:
4 minuten: binnenkomst, welkom en spullen voor.
5 minuten: voorkennis testen
1 minuut: leerdoelen en huiswerk
20 minuten: uitleg 
5 minuten: leerdoelen testen
25 minuten: aan het werk!

1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Planning voor de les:
4 minuten: binnenkomst, welkom en spullen voor.
5 minuten: voorkennis testen
1 minuut: leerdoelen en huiswerk
20 minuten: uitleg 
5 minuten: leerdoelen testen
25 minuten: aan het werk!

Slide 1 - Diapositive

Wat vormen de 5 p's?
A
Promotiebeleid
B
Marketingmix

Slide 2 - Quiz

Wat gebeurd er als je reclame maakt?
A
De verkoop gaat minder
B
De verkoop blijft hetzelfde
C
De verkoop gaat omhoog
D
De verkoop stijgt en daalt weer

Slide 3 - Quiz

Als winkeliers weten hoe ze producten moeten verkopen, dan hebben ze verstand van...
A
plaatsbeleid
B
productiebeleid
C
reclame maken
D
marketing

Slide 4 - Quiz

Waar bestaat de marketingmix uit?
A
prijs/productie/plaats/ personeels en promotiebeleid
B
aanbiedingen, reclame, prijsverschillen en het verkopen
C
promotie, promotiebeleid, sponsors en reclame
D
personeelsbeleid, winkeliers en prijsniveau/beleid

Slide 5 - Quiz

Leerdoelen:
- Ik kan de winst van een bedrijf berekenen.

HUISWERK: Paragraaf 3.2

Slide 6 - Diapositive

0

Slide 7 - Vidéo

Hoe bereken je dit..
Hoe bereken ik het nettoresultaat?
  • Omzet 
  • Inkoopwaarde  -
    _________________
  • Brutoresultaat
  • Bedrijfskosten -
    _________________
  • Nettoresultaat

Slide 8 - Diapositive

Doel nettowinst
- loon van de ondernemer
- opvangen van verliezen
- investeren

Slide 9 - Diapositive

Omzet
De verkoopopbrengst in een periode.
Afzet x verkoopprijs per product = omzet

Slide 10 - Diapositive

Verkoopopbrengst
Ontvangen geld door de verkoop van producten.


Afzet x verkoopprijs per product = omzet

Slide 11 - Diapositive

Afzet
Aantal verkochte producten in een periode.

Slide 12 - Diapositive

Inkoopwaarde

De inkoopprijs van de verkochte producten.

Slide 13 - Diapositive

Brutowinst

Het verschil tussen de omzet en de inkoopwaarde van de omzet.

Omzet - inkoopwaarde = brutowinst

Slide 14 - Diapositive

Formule:
Omzet
 inkoopwaarde
brutowinst
bedrijfskosten
nettowinst
-

-

Slide 15 - Diapositive

Brutowinst = omzet - inkoopwaarde
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

Het totale bedrag van de verkochte producten noem je
A
Omzet
B
Afzet
C
Brutowinst
D
Nettowinst

Slide 17 - Quiz

Omzet = €1.000,-
Brutowinst = €500,-
Inkoopwaarde = ...
A
€1.500,-
B
€500,-
C
-€500,-
D
-€1.500,-

Slide 18 - Quiz

Wat bereken je met de formule
afzet x verkoopprijs?
A
omzet
B
toegevoegde waarde
C
nettowinst
D
brutowinst

Slide 19 - Quiz

Afzet= 50 stuks Prijs per stuk = €10,-
Inkoopwaarde = €200,-
Brutowinst =....

A
€300,-
B
€2.050,-
C
€290,-
D
€500,-

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Diapositive

Bedrijfskosten

Alles wat een bedrijf betaalt voor de productie van goederen en diensten.

Slide 22 - Diapositive

Nettowinst
Het bedrag dat overblijft als de bedrijfskosten zijn afgetrokken van de brutowinst.

Slide 23 - Diapositive

Verlies
Het tekort nadat de bedrijfskosten zijn afgetrokken van de brutowinst.

Slide 24 - Diapositive

Formule:
Omzet
 inkoopwaarde
brutowinst
bedrijfskosten
nettowinst
-

-

Slide 25 - Diapositive

Wat is de nettowinst:
A
de brutowinst - de bedrijfskosten
B
de bedrijfskosten - de brutowinst
C
de brutowinst + de bedrijfskosten
D
de bedrijfskosten + de brutowinst

Slide 26 - Quiz

Brutowinst is € 8.000,-
Bedrijfskosten zijn €1.000,-
Nettowinst = ...
A
€ 9.000,-
B
€ 7.000,-
C
-€ 7.000,-
D
-€ 9.000,-

Slide 27 - Quiz

Joris kan door efficiënter te werken de bedrijfskosten in zijn bedrijf verlagen met € 4.500 per jaar. De brutowinst stijgt uiteindelijk met € 4.200.
Wat is het effect op de nettowinst?
A
De nettowinst stijgt met € 8.700
B
De nettowinst daalt met € 8.700
C
De nettowinst stijgt met € 4.500
D
De nettowinst blijft gelijk

Slide 28 - Quiz

Aan de slag!
Wat? Opdrachten van paragraaf 3.2
Hoe? In de online leeromgeving
Hulp? De docent (tijdens de les), je laptop en je medestudent.
Tijd? Tot de timer op 0 staat of de opdrachten af zijn
Uitkomst? Je hebt geoefend met de leerstof.
Klaar? Ga verder met een ander vak

Slide 29 - Diapositive