Cette leçon contient 20 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Je doet je telefoon in de telefoontas.
Je hangt je jas op aan de kapstok.
Je gaat rustig zitten op je eigen plek.
Je zorgt dat je geen eten of drinken op tafel hebt.
Je opent pakt je boek en legt hem op je bureau.
Je wacht rustig af tot de docent met de les begint, ondertussen mag je rustig praten met je buurvrouw of buurman.
Welkom...
Slide 1 - Diapositive
5.3. Sparen en interen
Slide 2 - Diapositive
Terugblik
Slide 3 - Diapositive
Gatentekst
Een 1) _______ stel je vast op grond van je inkomsten en de uitgaven die je van het budget wilt betalen. Wanneer de werkelijke uitgaven lager zijn dan het budget, houd je geld over en is het voordelig om te gaan 2) _______. Wanneer de werkelijke uitgaven hoger zijn dan het budget, moet je 3) _______ in op je spaargeld en ontstaan er financiële problemen als het spaargeld op is. Het is dus belangrijk om goed te 4) _______ en bewust te zijn van je uitgaven om financieel gezond te blijven. Het spaargeld kunnen we bijvoorbeeld gebruiken als er iets stuk gaat. Dat noemen we 5) _______. Ook kunnen we spullen kopen die lang meegaan, zoals een nieuwe tv. Dat noemen we6) _______.
Vul in in de tekst!
Interen
Budget
Duurzame gebruiksgoederen
Sparen
Incidentele uitgaven
Budgetteren
Slide 4 - Diapositive
Gatentekst
Een BUDGET stel je vast op grond van je inkomsten en de uitgaven die je van het budget wilt betalen. Wanneer de werkelijke uitgaven lager zijn dan het budget, houd je geld over en is het voordelig om te gaan SPAREN. Wanneer de werkelijke uitgaven hoger zijn dan het budget, moet je INTEREN in op je spaargeld en ontstaan er financiële problemen als het spaargeld op is. Het is dus belangrijk om goed te BUDGETTEREN en bewust te zijn van je uitgaven om financieel gezond te blijven. Het spaargeld kunnen we bijvoorbeeld gebruiken als er iets stuk gaat. Dat noemen we INCIDENTELE UITGAVEN. Ook kunnen we spullen kopen die lang meegaan, zoals een nieuwe tv. Dat noemen we DUURZAME GEBRUIKSGOEDEREN.
Slide 5 - Diapositive
Huiswerk voor de volgende les:
Maken opgaven 1 t/m 12 van hoofdstuk 5.3 budgetten op bladzijde 18 en 19.
Huiswerk
Slide 6 - Diapositive
Huiswerk voor de volgende les:
Maken rekentrainer 5.1 t/m 5.3 bladzijde 35 en 36
Formules: ( Nieuw- oud) : oud x 100
Deel : geheel x 100%
Huiswerk
Slide 7 - Diapositive
5.4. Budgetteren
Slide 8 - Diapositive
Aan het eind van deze paragraaf kun je:
uitleggen wat budgetteren is.
aangeven hoe je door budgetteren financiële problemen kunt aanpakken.
aangeven hoe je door budgetteren financiële problemen kunt voorkomen.
Wat gaan we leren?
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Vidéo
Een budget is een bedrag waarvan je een bepaald soort uitgaven moet doen.
Het budget word vastgesteld op basis van je inkomen en de uitgaven die je van het budget wilt betalen.
Budget
€ 50,-
€ 100,-
€ 900,-
Slide 11 - Diapositive
Begroting & budgetteren
Een begroting is een overzicht van verwachte inkomsten en uitgaven.
Begroting
Slide 12 - Diapositive
Begroting & budgetteren
Goedkoper inkopen (bezuinigen)
Grote aankoop uitstellen
Minder inkopen of minder luxe producten kopen.
Wat kan ik doen als ik niet uitkom?
Slide 13 - Diapositive
Begroting & budgetteren
Inkomsten kunnen flink dalen, bijvoorbeeld als je minder gaat werken of je wordt ontslagen.
Budgetteren is moeilijk, want je moet bezuinigen op uitgaven waar je aan gewend bent.
Geen cent te maken
Slide 14 - Diapositive
VRAGEN?
Slide 15 - Diapositive
OPDRACHTEN
Maak de introductievragen (opdracht 1 t/m 5) op pagina 20 en 21.
Klaar? Ga dan aan de slag met het huiswerk. Dat zijn opgave 6 t/m 10 op bladzijde 22 en 23.
Alles wat je hier doet, hoef je thuis minder te doen!
timer
15:00
Slide 16 - Diapositive
Gatentekst
Een 1) _______ stel je vast op grond van je inkomsten en de uitgaven die je van het budget wilt betalen. Wanneer de werkelijke uitgaven lager zijn dan het budget, houd je geld over en is het voordelig om te gaan 2) _______. Wanneer de werkelijke uitgaven hoger zijn dan het budget, moet je 3) _______ in op je spaargeld en ontstaan er financiële problemen als het spaargeld op is. Het is dus belangrijk om goed te 4) _______ en bewust te zijn van je uitgaven om financieel gezond te blijven. Het spaargeld kunnen we bijvoorbeeld gebruiken als er iets stuk gaat. Dat noemen we 5) _______. Ook kunnen we spullen kopen die lang meegaan, zoals een nieuwe tv. Dat noemen we6) _______.
Vul in in de tekst!
Interen
Budget
Duurzame gebruiksgoederen
Sparen
Incidentele uitgaven
Budgetteren
Slide 17 - Diapositive
Gatentekst
Een BUDGET stel je vast op grond van je inkomsten en de uitgaven die je van het budget wilt betalen. Wanneer de werkelijke uitgaven lager zijn dan het budget, houd je geld over en is het voordelig om te gaan SPAREN. Wanneer de werkelijke uitgaven hoger zijn dan het budget, moet je INTEREN in op je spaargeld en ontstaan er financiële problemen als het spaargeld op is. Het is dus belangrijk om goed te BUDGETTEREN en bewust te zijn van je uitgaven om financieel gezond te blijven. Het spaargeld kunnen we bijvoorbeeld gebruiken als er iets stuk gaat. Dat noemen we INCIDENTELE UITGAVEN. Ook kunnen we spullen kopen die lang meegaan, zoals een nieuwe tv. Dat noemen we DUURZAME GEBRUIKSGOEDEREN.
Vul in in de tekst!
Interen
Budget
Duurzame gebruiksgoederen
Sparen
Incidentele uitgaven
Budgetteren
Slide 18 - Diapositive
Huiswerk voor de volgende les:
Maken opgaven 1 t/m 6 van hoofdstuk 5.4 budgetten op bladzijde 20, 21 en 22.