Banden en Wielen

Banden en Wielen
Oefenvragen banden en wielen in de landbouw. 
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
TechniekMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Banden en Wielen
Oefenvragen banden en wielen in de landbouw. 

Slide 1 - Diapositive

Bij een radiaalband zorgt de gordel voor
A
afdichting
B
het versterken van de wang
C
minder slijtage
D
in model houden van de band

Slide 2 - Quiz

Voor een diagonaal band geldt:
A
koordlagen lopen kruislings
B
Gordels lopen kruislings
C
geen schouder
D
altijd een binnenband nodig

Slide 3 - Quiz

Dit ventiel wordt
gebruikt voor
A
tubeless banden
B
binnenbanden
C
buitenbanden
D
diagonaalbanden

Slide 4 - Quiz

Banden worden met water gevuld
A
voor de balans
B
voor 7,5 %
C
als contragewicht
D
en alleen links gemonteerd

Slide 5 - Quiz

De maatvoering van banden is vastgelegd door de
A
Europese unie
B
ETRTO
C
Fedecom
D
Michelin/Vredestein samenwerking

Slide 6 - Quiz

Een band met de aanduiding
850/55R42 TWIN 414 TL
A
heeft een loadindex van 414
B
heeft een breedte van 55
C
is een diagonaal band
D
heeft een hoogte van ca. 467 mm

Slide 7 - Quiz

De breedtemaat op banden wordt
A
altijd in inch aangegeven
B
in inch of in mm aangegeven
C
altijd in mm aangegeven
D
alleen aangegeven als dat nodig is

Slide 8 - Quiz

De "offset" van een wiel is
A
de spoorbreedte
B
de wielbolling
C
velgbreedte
D
aantal verstelmogelijkheden

Slide 9 - Quiz

Deze koppelstukken noemt men
A
sterbevestiging
B
koppelkooien
C
ringbevestiging
D
cilinderkoppeling

Slide 10 - Quiz

Smalle dubbellucht banden met een vooraf vastgestelde tussenmaat noemt men
A
rijencultuur
B
twin
C
rupsbanden
D
duo banden

Slide 11 - Quiz

Niet van invloed op de trekkracht van een band ten opzichte van de grond is
A
de belasting
B
de bandendruk
C
het profiel
D
de gekozen versnelling

Slide 12 - Quiz

Bij het oppompen wil de buitenband niet om de velg springen, de juiste aanpak is dan
A
bandenzeep toepassen
B
druk verhogen
C
demonteren en centreren
D
druk verlagen

Slide 13 - Quiz

Bij een trekker ligt de voorloop van het voorwiel ten opzichte van de achterwiel bij voorkeur tussen de
A
1 en 6 %
B
1,5 en 4 %
C
1 en 5 %
D
0 en 6 %

Slide 14 - Quiz

Bij een trekker is de spoorbreedte de afstand tussen
A
hart band links en hart band rechts
B
hart wiel links en hart wiel rechts
C
de banden
D
buitenzijde band rechts en buitenzijde band links

Slide 15 - Quiz

Op een gestuurde vooras van een trekker wordt het Ackermann-principe toegepast waardoor
A
de voorwielen niet gaan trillen (shimmyen)
B
de wielen bij het rijden recht staan
C
de remweg korter is.
D
de voorbanden minder slijten

Slide 16 - Quiz