I grammar

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b, k, t
• Leerjaar 1

Hello!

Program

Check G + H

I grammar

Time to work

Check G + H

I writing & grammar

1. Object pronouns: lijdend voorwerp 
2. Interrogative words : vraagwoorden 

Object pronouns (lijdend voorwerp)

Object pronouns vind je vaak achter het werkwoord in de zin.

Als je jezelf afvraagt: wie doet wat?, is het antwoord op wat het object pronoun. 

Maar let op! Als er een woord zoals with, to, of on in de zin staat, staat het object pronoun daar weer achter. 

Object pronouns

Voorbeelden:

He gives me the book.

He gives the ball to  her.

The dog bit you. 

People like her.

You should see them.

He shares his pencils with us.

Let's practice!

Do exercise 55a & b.

You have ± 5 minutes: I'll put up a timer. We'll check after that. 

Done before it's time? Check out exercise 53 & 54!

Interrogative words (vraagwoorden)

Vraagwoorden gebruik je als je een vraag stelt: je zet deze woorden dan ook vaak aan het begin van de zin. 

Ze heten ook wel WH-woorden.

Wie: Who do you like?

Wat: What are your hobbies?

Waar: Where do you live?

Wanneer: When is he coming?

Waarom: Why do you do that?

Hoe: How do you do that?

Welke: Which shirt do you like best, this or that one?

!

Let op! Het woord which gebruik je alleen als er keuzes zijn (deze of deze).

Let's practice again!

Do exercises 57b.

You'll get ± 5 minutes for this and we'll check again afterwards.

Done? Do exercise 56!

To do

Make sure you've done exercises 55, 56, 57 & 58.

Also, make sure you're up to date with slim stampen. 

Do especially the grammar practice exercises all the way down on the page!

Done? Extra practice on the Padlet.