Privaatrecht

Wat valt niet onder publiekrecht?
A
privaatrecht
B
bestuursrecht
C
staatsrecht
D
strafrecht
1 / 40
suivant
Slide 1: Quiz
BeveiligingPraktijkonderwijsLeerjaar 4

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs.

Éléments de cette leçon

Wat valt niet onder publiekrecht?
A
privaatrecht
B
bestuursrecht
C
staatsrecht
D
strafrecht

Slide 1 - Quiz

Ina Martina en Roy Tweed zijn getrouwd en krijgen hun tweede kind. Hun eerste kind heet Kim Martina. Wat zal de achternaam van hun pasgeboren baby worden?
A
Martina-Tweed
B
Tweed
C
Martina
D
Tweed-Martina

Slide 2 - Quiz

Wie van de volgende personen is handelingsonbekwaam?
A
Teresa, 30 jaar oud
B
Patricia, 21 jaar oud
C
Mario, 15 jaar oud
D
Lisa, 71 jaar oud

Slide 3 - Quiz

Guido (14 jaar oud) koopt een "happy meal". Deze rechtshandeling is
A
geldig
B
nietig
C
vernietigbaar
D
illegaal

Slide 4 - Quiz

Remco (14 jaar oud) betaalt een buschauffeur. Die brengt hem naar Punda. Deze rechtshandeling is
A
geldig
B
nietig
C
vernietigbaar
D
vernietigbaar, als de ouders het niet eens zijn

Slide 5 - Quiz

Jason (10 jaar oud) koopt een I-phone. Deze rechtshandeling is
A
geldig
B
nietig
C
vernietigbaar
D
nietig, als de ouders dat bepalen

Slide 6 - Quiz

Mia (7 jaar oud) koopt een barbie-pop in een winkel. Haar moeder gaat tien weken later naar de winkel om de koop te vernietigen. Kan dat?
A
Nee, de moeder is te laat
B
Nee, deze rechtshandeling is niet vernietigbaar
C
Ja, de moeder is de wettelijke vertegenwoordiger
D
Ja, de zij kan de koop vernietigen

Slide 7 - Quiz

Voor welke van de huwelijksverplichtingen kan men dispensatie vragen bij de rechter?
A
opvoeding kinderen
B
getrouwheid
C
huishoudelijke schulden
D
hulp en bijstand

Slide 8 - Quiz

Voor welke van deze handelingen heeft de echtgenoot toestemming nodig van de andere?
A
een luxe weekendtas verkopen
B
een huisdier nemen
C
een nieuwe auto cadeau geven
D
op reis gaan naar Miami

Slide 9 - Quiz

Is een aap een natuurlijke persoon?
A
Soms
B
Nee, een rechtspersoon
C
Ja
D
Een aap is geen mens

Slide 10 - Quiz

Een overeenkomst ontstaat door een aanbod en
A
de aanvaarding daarvan
B
een rechtrlijke uitspraak
C
een tegenaanbod
D
de akkoord

Slide 11 - Quiz

In welk artikel staat de definitie van de onrechtmatige daad?
A
art 6:162 BW
B
art 6:34 BW
C
art 3:162 BW
D
art 3:34 BW

Slide 12 - Quiz

De conditio sine qua non heeft te maken met
A
schadevergoeding
B
doen of nalaten
C
causaal verband
D
schade

Slide 13 - Quiz

Schadevergoeding voor geleden pijn en verdriet, noemt men
A
materiële schadevergoeding
B
smartengeld
C
rechtvaardigings- compensatie
D
leedcompensatie

Slide 14 - Quiz

Als de dader schuldig is aan de onrechtmatige daad, dan heet dit
A
opzet
B
schadeveroorzaker
C
toerenkenbaarheid
D
causaal verband

Slide 15 - Quiz

Wanneer hebben ouders een schuldaansprakelijkheid met omgekeerde bewijslast?
A
bij kinderen van 16 jaar tot en met 18 jaar
B
bij kinderen van 16 jaar tot 18 jaar
C
bij kinderen van 14 en 15 jaar
D
bij kinderen tot en met 13 jaar

Slide 16 - Quiz

Wie kan niet worden aangemerkt als "ondergeschikte"?
A
ambtenaar
B
timmerman met een eenmanszaak
C
uitzendkrachten
D
iemand die werkt op basis van een arbeidscontract

Slide 17 - Quiz

Wie is aansprakelijk voor de schade die een dier aanricht?
A
de regering of de verzekering
B
de persoon met de schade zelf
C
de bezitter
D
de eigenaar

Slide 18 - Quiz

Piet krijgt ruzie met zijn ex-vrouw omdat zij hem hun kind niet wil laten meenemen. Piet belt de politie. Wat moet de politie doen?
A
doorverwijzen naar een advocaat
B
het kind aan Piet meegeven
C
het kind meenemen naar de voogdijraad
D
meteen de voogdijraad opbellen

Slide 19 - Quiz

Een verbintenis gaat teniet wanneer iemand zijn prestatie heeft geleverd. Dit heet
A
nakoming
B
ontbinding
C
verrekening
D
afstand

Slide 20 - Quiz

Een verbintenis gaat teniet wanneer de vordering niet meer afgedwongen kan worden. Dit heet
A
verjaring
B
afstand
C
schuldvermenging
D
verrekening

Slide 21 - Quiz

Piet betaalt 10.000 gulden aan zijn vriend. Vlak daarna begrijpt hij van zijn advocaat dat hij dat niet hoefde doen, omdat die vordering al was verjaard. Kan Piet zijn geld terugvorderen?
A
Ja, het is een onverschuldigde betaling
B
Ja, het is een ongerechtvaardigde verrijking
C
Nee, zo'n vordering verjaart nooit
D
Nee, het is een natuurlijke verbintenis

Slide 22 - Quiz

Als een tekortkoming in de nakoming niet toerekenbaar is, spreken we van
A
verwijtbaatheid
B
overmacht
C
ontoerekenbare wanprestatie
D
ingebrekestelling

Slide 23 - Quiz

Wat is de eerste vraag die moet worden gesteld om vast te stellen of er schadevergoeding moet worden betaald op grond van een onrechtmatige daad?
A
Is er werkelijk schade?
B
Is de daad onrechtmatig?
C
Is de schade toerekenbaar?
D
Is er sprake van causaal verband?

Slide 24 - Quiz

Jan smijt de telefoon van zijn ex Anna tegen de grond zodat hij breekt, omdat Anna hem heeft bedrogen en hij haar wilde straffen. Anna kan schadevergoeding eisen op grond van:
A
wanprestatie
B
onrechtmatige daad
C
nakoming
D
natuurlijke verbintenis

Slide 25 - Quiz

Nadat Win een stoel voor Bea had gemaakt, blijkt dat Bea niet kan betalen. Helaas heeft Bea de stoel al meegenomen. Wat moet Win nu doen?
A
Nakoming eisen
B
De stoel kapotmaken
C
Hij moet zijn prestatie opschorten
D
Zijn retentierecht uitoefenen

Slide 26 - Quiz

Bij niet nakoming kan de schuldeiser beslissen om ook niet te presteren. Dit is zijn
A
opschortingsrecht
B
schadevergoeding
C
ontbindingsrecht
D
eis tot nakoming

Slide 27 - Quiz

Als iemand valse informatie over iemand verspreidt, kan die persoon op grond van de onrechtmatige daad vragen voor
A
rectificatie
B
verbod van de handeling
C
schadevergoeding
D
herstel

Slide 28 - Quiz

Welk arrest ging oordeelde de rechter dat het ging om een "ongelukkige samenloop van omstandigheden"?
A
Wendy en Monique
B
Waterscooter
C
Jetblast
D
Struikelende broodbezorger

Slide 29 - Quiz

Een kind kan sowieso niet aansprakelijk worden gehouden bij een "nalaten".
A
Wendy en Monique
B
Waterscooter
C
Jetblast
D
Struikelende broodbezorger

Slide 30 - Quiz

Welk arrest gaat over gevaarzetting?
A
Kelderluikarrest
B
Wendy en Monique
C
Waterscooter
D
Zwiepende tak

Slide 31 - Quiz

Welk arrest gaat over de waarschuwingsplicht?
A
Wendy en Monique
B
Waterscooter
C
Jetblast
D
Zwiepende tak

Slide 32 - Quiz

Hoe worden roerende zaken geleverd bij een overdracht?
A
inschrijving in register
B
bezitsverschaffing
C
verjaring
D
notarële akte

Slide 33 - Quiz

Jeff sluit een koopovereenkomst met een dief betreffende een gestolen auto. Jeff neemt de auto mee, maar hij betaalt nog niet. Is hij eigenaar geworden van de auto?
A
Nee, hij heeft nog niet betaald
B
Ja, de betaling is niet van belang bij overdracht
C
Nee, de dief was beschikkingsonbevoegd
D
Ja, de levering heeft plaatsgevonden

Slide 34 - Quiz

A koopt een stuk grond van B. Wanneer is sprake van levering?
A
Als de notariële akte wordt ingeschreven in de openbare registers
B
Als A en B hun handtekening plaatsen op de akte
C
Als de notaris de akte ondertekent
D
Als zowel A en B als de notaris de akte ondertekenen

Slide 35 - Quiz

Henk draagt een huis over aan zijn kleindochter voor haar verjaardag. Is er hierbij sprake van een geldige titel?
A
Nee,er is geen koopovereenkomst
B
Ja, schenking
C
Nee, het gaat om de erfenis van Henk
D
Ja, de levering

Slide 36 - Quiz

Wanneer verkrijgt men pas na een jaar eigendom van een zaak?
A
onteigening
B
toe-eigening
C
verjaring
D
vinderschap

Slide 37 - Quiz

Hoe noemt men het recht van de eigenaar van een zaak, die hij door diefstal is kwijtgeraakt, om die zaak op te eisen?
A
derdenbescherming
B
opschorting
C
revindicatie
D
retentie

Slide 38 - Quiz

Boy leent zijn boormachine aan Tico. Tico geeft de boormachine cadeau aan zijn broer Niels, die te goeder trouw is. Wie nu is de eigenaar van de boormachine?
A
Niels, hij kreeg de boormachine om niet
B
Boy
C
Niels, maar na 3 jaar wegens verjaring
D
Niels, hij is te goeder trouw

Slide 39 - Quiz

Maria waarschuwt Henk niet dat de stoel waarop hij van plan is te gaan zitten een gat heeft. Henk valt en verwondt zijn elleboog lelijk. Van wat voor soort onrechtmatige daad is hier sprake?
A
Inbreuk op een recht
B
Een doen of nalaten in strijd met het ongeschreven recht
C
Een doen in strijd met een wettelijke plicht
D
Een nalaten in strijd met een wettelijke plicht

Slide 40 - Quiz