De auto van je moeder gaat kapot. Ze leent geld voor de reparatie. Wat is denk jij haar leenmotief?
A
tijdelijk geldtekort
B
de koop van een gebruiksgoed
C
onverwacht geldtekort
D
de koop van een onroerendgoed
1 / 18
suivant
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3
Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs.
La durée de la leçon est: 15 min
Éléments de cette leçon
De auto van je moeder gaat kapot. Ze leent geld voor de reparatie. Wat is denk jij haar leenmotief?
A
tijdelijk geldtekort
B
de koop van een gebruiksgoed
C
onverwacht geldtekort
D
de koop van een onroerendgoed
Slide 1 - Quiz
Tess leent €1500 en kiest voor een looptijd van twee jaar.
Bereken de kredietkosten.
A
€71
B
€204
C
€1500
D
€1704
Slide 2 - Quiz
Hoe noem je een consumptief krediet waarbij je een bedrag leent dat je terugbetaalt in een afgesproken aantal termijnen die elke maand gelijk blijven?
A
doorlopend krediet
B
Persoonlijke lening
C
Hypothecaire lening
D
Salariskrediet
Slide 3 - Quiz
Vul het juiste woord in: bij een hypotheek is de rente ........ dan bij een consumptief krediet
A
hoger
B
lager
Slide 4 - Quiz
Meneer Boet leent geld om een nieuwe auto te kopen. Wat is het leenmotief van Meneer Boet?
A
tijdelijk geld tekort
B
duurzaam consumptie goed
C
onverwachte gebeurtenis
D
huis kopen
Slide 5 - Quiz
Wat is géén vorm van consumptief krediet?
A
Hypotheek
B
Doorlopend krediet
C
Persoonlijke lening
D
Koop op afbetaling
Slide 6 - Quiz
Je leent € 2.000 met een looptijd van twee jaar en betaalt in maandtermijnen van €100,-. Wat zijn de kredietkosten?
A
€100
B
€200
C
€300
D
€400
Slide 7 - Quiz
Als iemand een product koopt dat hij in termijnen betaalt, maar waarvan hij al meteen eigenaar is, noemt men dit
A
koop op afbetaling
B
financial lease
C
huurkoop
D
uitgestelde betaling
Slide 8 - Quiz
Krediet is een ander woord voor??
A
Lening
B
Salaris
C
Rente
D
Goederen
Slide 9 - Quiz
Rian heeft meer uitgegeven dan ze dacht. Ze staat rood op haar betaalrekening. Volgende week komt haar loon weer binnen. Welk leenmotief hoort hierbij?
A
Tijdelijk geldtekort
B
onverwacht dringend geld nodig
C
voor een hypothecaire lening
D
dure aankoop financieren
Slide 10 - Quiz
Herman koopt een auto en sluit hiervoor een lening af. Welke leenvorm adviseer jij hem?
A
Hypotheek
B
Salariskrediet
C
Doorlopend krediet
D
Persoonlijke lening
Slide 11 - Quiz
Bij welke vorm van consumptief krediet kun je rood staan?
A
Persoonlijke lening
B
Doorlopend krediet
C
Rekening-courantkrediet
D
Koop op afbetaling
Slide 12 - Quiz
Bram heeft geen geld meer en gaat geld lenen. Hij kiest een persoonlijke lening, omdat:
A
De looptijd en het leenbedrag vast staan.
B
De looptijd en het leenbedrag NIET vast staan
C
Hij zijn lening altijd kan opnemen tot een vast bedrag.
D
Deze lening is alleen voor hem en niet voor anderen.
Slide 13 - Quiz
Tess leent €3000 en kiest voor een looptijd van drie jaar.
Bereken de kredietkosten.
A
€97
B
€492
C
€3000
D
€3492
Slide 14 - Quiz
Bij welke vorm van consumptief krediet mag je het bedrag dat je hebt afgelost, direct weer opnieuw lenen?
A
Persoonlijke lening
B
Lease
C
Salariskrediet
D
Doorlopend krediet
Slide 15 - Quiz
Wat is géén leenmotief?
A
Tijdelijk geldtekort
B
Onverwacht geldtekort
C
Voor de rente
D
Voor een huis
Slide 16 - Quiz
Is een telefoon kopen op afbetaling een lening?
A
Ja
B
Nee
Slide 17 - Quiz
We hebben te maken met een consumptief krediet als...
A
je geld leent voor een aankoop van een duurzame consumptie
B
je geld leent voor het kopen van een woning
C
je geld leent om een onverwachte gebeurtenis op te vangen