testje paragraaf 1 + 2

testje paragraaf 1 + 2
sommige komen misschien op de toets
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 444 min

Éléments de cette leçon

testje paragraaf 1 + 2
sommige komen misschien op de toets

Slide 1 - Diapositive

Het bodemtype 'zwarte aarde' ontstaat als...
A
er meer verdamping is, dan neerslag
B
er evenveel verdamping als neerslag plaatsvind
C
er meer neerslag is, dan verdamping
D
er geen neerslag valt

Slide 2 - Quiz

Welke bodemsoort hoort bij de bruine kleur op de kaart?
A
Zwarte aarde
B
Podzol

Slide 3 - Quiz

Vanuit welke dimensie kijken we naar Rusland bij §1: Een weerbarstige natuur?
A
Politieke dimensie
B
Sociaal-culturele dimensie
C
Fysische dimensie
D
Economische dimensie

Slide 4 - Quiz

Wat is een podzol?
A
een uitspoelingslaag van voedingsstoffen in de bodem.
B
een boom in rusland.
C
Een broodje.
D
een inspoelingslaag van voedingsstoffen in de bodem.

Slide 5 - Quiz

Zwarte aarde is vruchtbaarder dan een podzolbodem
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quiz

Waarom beperkt de akkerbouw zich tot het zuiden van Rusland?
A
Door mineralen uit de oerbank is de grond daar vruchtbaar.
B
De grond is daar vruchtbaar door de zwarte aarde.
C
De grond is daar vruchtbaar door de naaldbomen.
D
De boeren wilden niet in het noorden gaan wonen omdat ze het daar te koud hadden.

Slide 7 - Quiz

Wat is permafrost?
A
Altijd bevroren ondergrond.
B
Plantengroei die bevroren is.
C
Moerrassig gebied in de taiga.
D
Moerrassig gebied in de toendra.

Slide 8 - Quiz

Wat is een toendra?
A
Een toendra is een gebied met hoge plantengroei grenzend aan een loofbomen bos
B
Een toendra is een gebied met hoge platengroei grenzend aan een poolgebied
C
Een toendra is een gebied zonder hoge plantengroei grenzend Nederland
D
Een toendra is een gebied zonder hoge plantengroei grenzend aan een poolgebied

Slide 9 - Quiz

Wat gebeurt er in de zomer met de permafrost?
A
De bovenste laag van de permafrost ontdooit hierdoor ontstaan er een modderige grond
B
De bovenste laag van de permafrost bevriest
C
De onderste laag van de permafrost ontdooit hierdoor ontstaat er een modderige ondergrond
D
De onderste laag van de permafrost bevriest

Slide 10 - Quiz

Het koude klimaat in Rusland wordt veroorzaakt door
A
ligging op hoge breedte, ligging tov zee, gebergte in het zuiden
B
ligging aan zee, gebergten in het noorden en noordelijke ligging
C
noordelijke ligging, warme zeestroom, overal hoog gelegen
D
ligging op lage breedte, veel gebergten, koude zeestroom

Slide 11 - Quiz

Het ontdooien van de permafrost in het voorjaar zorgt er voor
A
dat wegen na de winter eindelijk weer begaanbaar worden
B
het erg moerassig wordt en wegen onbegaanbaar worden
C
er eindelijk weer voldoende water is

Slide 12 - Quiz

In 1917
A
vond de revolutie plaats en viel de USSR uit elkaar
B
vond de revolutie plaats en ontstond de USSR
C
kwam de tsaar aan de macht

Slide 13 - Quiz

Na de revolutie
A
werd de grond eerlijk verdeeld over de mensen
B
kwam alle grond en kapitaal in handen van de staat
C
werd de grond teruggegeven aan de kleine boertjes

Slide 14 - Quiz

In de planeconomie
A
ontstonden er vele kleine boerderijtjes
B
kreeg iedere burger een gelijk stukje grond
C
ontstonden er grote gemechaniseerde landbouwbedrijven

Slide 15 - Quiz

In de staats industrieën ten tijde van de planeconomie
A
was er veel concurrentie en waren de producten van slechte kwaliteit
B
was er geen concurrentie en waren de producten van slechte kwaliteit
C
was er geen concurrentie maar waren de producten van goede kwaliteit

Slide 16 - Quiz

In 1991
A
werd de USSR communistisch
B
viel de USSR uit elkaar en ontstond een vrijemarkteconomie

Slide 17 - Quiz

De Russische economie is sterk afhankelijk van
A
export van aardolie en andere natuurlijke hulpbronnen
B
export van industrieproducten
C
export van landbouwproducten

Slide 18 - Quiz

Na het uiteenvallen van de USSR
A
steeg de bevolkingsgroei
B
nam de bevolking af
C
daalde de bevolkingsgroei (langzamere groei)

Slide 19 - Quiz

De bevolkingsafname kwam door
A
een hoog sterftecijfer
B
een laag geboortecijfer
C
een hoog sterftecijfer in combinatie met een laag geboortecijfer

Slide 20 - Quiz

Rusland heeft tegenwoordig
A
weer een klein geboorteoverschot maar een negatief migratiesaldo
B
weer een klein geboorteoverschot en een positief migratiesaldo
C
nog steeds een sterfteoverschot maar wel een positief migratiesaldo

Slide 21 - Quiz

Het demografisch transitiemodel
A
Geeft een overgang aan van hoge naar lage geboorte- en sterftecijfers.
B
Geeft een overgang aan van lage naar hoge geboorte- en sterftecijfers.
C
Geeft een transitie aan van een grote groei naar een kleine groei.
D
Geeft de sociale bevolkingsgroei weer.

Slide 22 - Quiz

Welke fase van het demografisch transitiemodel?
A
Fase 1
B
Fase 2
C
Fase 3
D
Fase 4

Slide 23 - Quiz

Welke fase van het demografisch transitiemodel?
A
Fase 1
B
Fase 2
C
Fase 3
D
Fase 4

Slide 24 - Quiz